De goede kant

De goede kant

Op de basisschool maakte ik altijd dezelfde opmerking als er over de Tweede Wereldoorlog werd gesproken. ‘Mijn opa zat bij het verzet’. Ik zei het met een bepaalde trots, arrogantie misschien wel. Mijn andere klasgenoten hadden namelijk niet een stoere held als opa. Ik zag hem als een soort James Bond die de vijand goed te grazen nam in de oorlog. Iemand die had meegeholpen de Duitsers te verdrijven.

Vijftien jaar later zat ik tegenover zijn vijand. Voor een onderzoeksproject interviewde ik met twee collega’s een oud SS-soldaat. Het was een hele vriendelijke, gastvrije oude man die ons zijn oorlogsverhaal vertelde.

Zijn ouders hadden voor de oorlog voor de NSB gekozen en dat wist het hele dorp. Op een dag
werd hij op school gepest; hij werd uitgescholden als vuile NSB’er en kreeg een paar klappen. Zijn juffen stonden erbij en keken ernaar. Ze deden niets.

Voor hem was het toen wel duidelijk. Hij koos voor de kant van zijn ouders. Op bijltjesdag ontvluchtte hij samen met hen Nederland en sloot zich aan bij de SS.

De verklaring van de man vergoelijkte voor mij zijn keuze niet maar zette me wel aan het denken. Kan je het iemand eigenlijk wel kwalijk nemen dat zijn ouders hem met andere denkbeelden hadden opgevoed? Wijsheid komt vaak met de jaren. De SS-soldaat was 17 toen de oorlog uitbrak.

Ik begreep de man. Ik begreep waarom deze oud–SS’er voor de kant van de Duitsers had gekozen. En daar schrok ik van. In mijn hoofd was het namelijk voorheen een gemakkelijke keuze geweest in de oorlog. Als je een goed mens was, koos je voor het verzet. En in ieder geval niet voor de Duitsers.

Deze nieuwe conclusie bracht mij van mijn stuk. Ik dacht namelijk ook altijd dat ik in oorlog de goede kant zou kiezen. Dat ik uit hetzelfde hout was gesneden als mijn opa. Ik schreef immers vrijwillig voor de krant ‘de betere wereld’, kwam op tegen dierenmishandeling, hongerende kinderen in Afrika en gepeste klasgenootjes.

Mijn opa had het respect van de geschiedenis afgedwongen. De SS’er was het anders vergaan. Die kwam na de oorlog in een interneringskamp terecht waar hij maandenlang niet kon douchen en bijna geen eten kreeg. Ik was verbaasd toen ik dat hoorde. Ik had het woord ‘interneringskamp’ nog nooit gelezen in mijn geschiedenisboeken. Na het interview ging ik daarom verder op onderzoek. En ik vond informatie over de kampen.

Toen de oorlog was afgelopen werden duizenden NSB’ers en SS’ers opgesloten in kampen waar ze moesten afwachten totdat ze berecht werden. In die kampen werd geslagen, geschopt en gemarteld. Sommige gevangenen werden zo uitgebuit dat ze uiteindelijk overleden. Gelukkig zeker niet iedereen, maar het gebeurde.

Ik was in shock; daar had ik nog nooit over gelezen. Nog schokkender vond ik de ontdekking dat het verzet actief bij de kampen betrokken was. Helden van de oorlog werden soms monsters toen ze hun vijanden in handen kregen. Ik was er stil van.

Verzetsleden waren met zo veel kwaad in aanraking gekomen maar werden daar nu zelf
onderdeel van. Ik begreep dat niet. Maar was het wel eerlijk om het zo te stellen? Want bestond er überhaupt wel een goede kant?

Bestaat er een duidelijke grens tussen goed en kwaad? Of wordt je soms door omstandigheden een bepaalde kant opgeduwd waar je niet meer uit kunt ontsnappen? En in hoeverre
kun je dat mensen kwalijk nemen?

In stukjes zwart, zitten stukjes wit. Getekend door ervaringen en omstandigheden slaan mooie mensen soms verkeerde paden in. Worden verzetsleden martelaars maar
zijn SS-soldaat ook opeens vriendelijke oude opa’s. Eens een slecht mens is niet altijd een
slecht mens. Zo door het leven gaan, maakt je blind van de werkelijkheid.

Ik had mijn ogen na het onderzoek wat verder geopend. Maar het antwoord op de vraag wat ik had gedaan als ik in 1940 had geleefd, kan ik niet geven. Ik hoop vooral dat ik in de oorlog iedere dag opnieuw had gekozen. Iedere keer opnieuw voor liefde en vrede en dus door scheidslijnen heen. Voor SS’ers, tegen SS’ers, voor het verzet, tegen het verzet. Maakt me dat dan een goed of een slecht mens? Ik weet het niet. Ik geloof er niet meer zo in. Slechte mensen bestaan niet, slechte keuzes wel.