Ik wil grappig(er) worden, daar is een cursus voor

Wie aan stand-upcomedy wil doen kan op les gaan. „Grappen schrijven kan je trainen.”

Het is april 2018 en ik sta op een podium. Een groep van tien onbekenden bekijkt me van top tot teen. „Je bent denk ik vegetariër”, „Jij eet van die vieze maar gezonde ontbijtjes met bessen enzo”, „Je houdt van cultuur”, „Je hebt een vriend maar je bent niet getrouwd”, „Je bent een renchick”, „Je woont in Hilversum ofzo.”

Ik ben totaal verbaasd, de eerste indruk die zij van mij hebben klopt bijna helemaal. ’s Ochtends maak ik inderdaad met amandelmelk en boekweitvlokken een ontbijt dat zo stevig is dat je er ook een muurtje mee zou kunnen metselen. Ik heb fanatiek aan atletiek gedaan. Dieren eet ik niet meer sinds mijn vijftiende. Trouwen ga ik niet, al woon ik al jaren samen. Ik schrijf voor de cultuurredactie van NRC. Enige fout: ik woon niet in Hilversum, wel in Heemstede. Net zo wit, net zo rijk, net zoveel mensen lid van de hockeyclub.

Het is de eerste oefening van de comedycursus van Roel C. Verburg, gitaarkomiek en stand-upcomedian bij het Amsterdamse Comedy Cafe, waar ik aan meedoe. Ik wil grappig worden, maar ja, hoe doe je dat? De cursus zit al jarenlang elk kwartaal helemaal vol. De deelnemers, onder wie verplegers, engineers en socialemediaconsultants, willen niet allemaal net als ik op het podium staan, maar wel graag leren hoe ze grappig kunnen worden. Ook veel nieuwe bekende namen in de comedyscene begonnen bij Verburg, zoals Kasper van der Laan, winnaar van de publieksprijs van het Leids Cabaret Festival 2018, en Tex de Wit, schrijver bij Zondag met Lubach. Verburg: „Ik pretendeer niet dat je meteen comedian wordt met uitverkochte zalen”, zegt Verburg, „ik kan mensen niet grappig maken, alleen wel grappiger.”

De eerste oefening over de eerste indruk is belangrijk, legt hij uit. „Als iemand die heel dik is zegt ‘ik moet op dieet’, dan kunnen mensen lachen uit herkenning. Als iemand heel dun is en dat zegt , weet je dat de grap ironisch is bedoeld. Maar ik had een comedy-collega die niet heel dik was en die zei dat hij op dieet moest. Je hoorde het publiek denken: is dat zo? Huh? En dan werkt je grap dus niet.”

Toch wordt het belang van die eerste oefening veel comedians pas na veel optredens duidelijk. Mij ook. Wel meteen toepasbaar is de definitie van een grap: een doorgaans logisch maar onverwacht vervolg. Of de tip dat het belangrijkste woord in een grap altijd aan het einde van de zin moet.

Mindmappen en associëren

Verburg raadt aan om te gaan mindmappen, associaties zijn enorm belangrijk voor grappen. „Vooral voor een onderwerp dat je boeit of dat jou typeert.” Ik denk na over mijn hobby’s en weet meteen welk woord ik op mijn kladblok moet schrijven: klimaatverandering. Ik maak lijntjes met Shell, olie, CO2, smeltende ijskappen, ijsberen, gas, Groningers, Freek de Jonge. Hilarische onderwerpen voor comedy natuurlijk.

Even daarvoor heeft Verburg een aantal woorden opgeschreven: zelfspot, vergelijking, tegenstelling, projectie, typetje, herkenning, afzeiken, de waarheid, vergroting, 1-2-3’tje, understatement: grapvormen waar je je associaties in kunt gieten. Verburg: „Als ik nu een grap wil maken, pak ik deze lijst er natuurlijk niet meer bij. Heel af en toe denk ik nog: deze grap werkt niet, moet ik de vorm veranderen? Laatst had ik een 1-2-3’tje bedacht. Ik had: sommige mensen geven fooi in een café, anderen in een restaurant en ik geef fooi in een bank. Dat werkte niet. De vergelijking die ik daarna maakte werkte ook niet. En toen dacht ik, ik moet gewoon zeggen wat het is: ik geef graag fooi aan mensen die nooit fooi krijgen, ik geef bijvoorbeeld fooi in een bank. Dat werkte wel, de gedachte zelf is al een onlogisch vervolg.”

Jasper van der Veen won dit jaar het Leids Cabaret Festival. Hij volgde niet de hele cursus bij Verburg maar wel een paar lessen: „Die brachten techniek in het warrige verhaal dat ik als beginnend comedian aan het vertellen was.” Ook Gerthein Boersma, redacteur bij Dit Was Het Nieuws en oud-schrijver bij Zondag met Lubach, kreeg les van Verburg: „Het was superfijn, maar daarna begon het echte werk.” Een van de uitdagingen voor comedians is puzzelen met de kloof, het verschil tussen de opbouw van een grap en de inkopper. Boersma: „Die kloof moet niet te klein zijn, anders is de clou niet onverwacht. Maar ook niet te groot, want dan moet het publiek zelf te grote stappen maken. En soms is het ook leuk als niet iedereen je grap begrijpt. Ik had ooit deze: ‘Roel van Velzen heeft gezegd dat het leven net is als een rollercoaster. Maar hoe weet hij dat nou?’ Vaak lachte maar de helft. Als ik in een gulle bui was legde ik uiteindelijk uit dat Van Velzen niet in achtbanen mag. Dan lachte de andere helft.”

De weken na de theorieles gaan we met z’n allen spuien, verfijnen, schrappen en voor elkaar optreden . Ik schrijf dingen op die ik opvallend vind: Groningers die koken op gas, of dat ik om milieuredenen liever niet in een vliegtuig zit en daarom mijn schoonouders uit Portugal maar hiernaartoe laat komen. Na tien weken mag ik tien minuten optreden. Het publiek lacht hard. Op dat moment weet ik één ding zeker: ik ben echt absurd grappig.

Ik mag vaker spelen. Bijvoorbeeld begin december 2018 in een dorpscafé in Wijdenes, een dorpje vlakbij Hoorn met 1.300 inwoners. Ik begin weer voortvarend met mijn klimaatgrappen. Aan de bar zit een man met klompen aan. Hij draait zich na de eerste opmerking hoofdschuddend om. De zaal is voor de rest doodstil. Ik denk alleen maar: wat doe ik hier? Hoezo dacht ik dat ik grappig zou kunnen zijn? Waarom zit ik niet in mijn onesie thuis op de bank de herhaling van Heel Holland Bakt te kijken?

Grappig zijn is meer dan grappen schieten

Ik leerde die avond in december op een vrij pijnlijke manier: grappig zijn is meer dan grappen schieten. „Grappen schrijven is een bepaalde manier van denken en dat kan je goed trainen”, vertelt de Nederlandse hoogleraar cultuursociologie Giselinde Kuipers die sinds kort werkt aan de Katholieke Universiteit Leuven. Ze deed jarenlang onderzoek naar humor. „Maar grappig zijn is eigenlijk een recept waarbij je verschillende ingrediënten moet doseren. Heel belangrijk is dat een comedian de zaal goed aanvoelt. Maak verbinding en reageer op de signalen van het publiek. Je zegt eigenlijk: ik ga met jou mijn wereldbeeld delen en ik hoop dat je meegaat. Maar je moet continu checken of ze wel mee zijn.” Een grap heeft ook altijd iets grensoverschrijdends. „Het is wel zoeken naar een balans. Als je meteen losgaat, kan het publiek denken: wat is dit voor hufter? En over sommige groepen mag je hardere grappen maken dan over andere.” Waarom? Door ingrediënt nummer drie: „Humor haalt dingen omlaag. Als je grappen maakt over mensen die een zwakkere positie hebben in de maatschappij kan het publiek denken: dit vind ik niet meer grappig. Maar mensen vinden het juist wel grappig als je machthebbers uitdaagt.” Kuipers: „Ten slotte moet je iets met je uiterlijk of met je stem doen waardoor mensen begrijpen dat je niet serieus bent. Maar dat verschilt ook per opleidingsniveau van het publiek.”

Ik denk terug aan mijn avond in Wijdenes en er vallen kwartjes. Ik vermoed dat het dorp met meer koeien dan inwoners mij bij mijn eerste zin al kwijt was: „Hallo ik ben Anouk, ik ben een idealist en ik eet geen vlees.” Ik ben na die realisatie in de war, betekent dit dat ik mijn materiaal dan moet aanpassen aan het publiek?

„Nee”, zegt Van der Veen. „Comedy wordt juist interessanter als je je eigen verhaal vertelt. Ik heb een beetje idealeschoonzoonuitstraling en mijn optredens gingen daarom nooit fout, mensen moesten altijd wel lachen. Maar bij mij ging nooit het dak eraf. Ik heb nu geleerd om nog persoonlijker te worden en daarmee ook grensoverschrijdender. Dat betekent dat mensen mij soms echt niet trekken. En ja, ik moet daarom harder werken om hen voor me te winnen. Maar als dat nu lukt, lachen ze zoveel harder.” Hij schrijft zijn materiaal ook anders. „Vroeger ging ik in een café zitten, keek ik om me heen, zag een lamp hangen en dacht ik: wat zou het publiek daar grappig aan vinden? Nu denk ik: wat wil ik zeggen?”

Je eigen verhaal mengen met het beeld dat andere mensen van je krijgen, is dat wat een goede comedian doet? Ik denk na over mijn eigen persoonlijkheid. Ik ben een veel te fanatieke, dunne veganist die vrij streng is voor zichzelf en voor de mensen om zich heen. Dat moralisme vinden sommige mensen in het publiek natuurlijk superfrustrerend. Ik besluit de frustratie die ik opwek te gebruiken in mijn optreden. Het publiek lacht direct om mijn nieuwe introductie. Even denk ik weer dat ik het heb begrepen.

Maar dat kan ik wel vergeten, lacht Van der Veen. „Uiteindelijk heb ik ook weer veel losgelaten van wat mensen adviseerden: iedereen is namelijk op zijn eigen manier grappig. Als comedian moet je om beter te worden de hele tijd dingen uitproberen waar het publiek niet altijd meteen goed op reageert. En als je een aantal goede avonden hebt gehad en denkt dat je eindelijk begrijpt hoe comedy werkt, gaat het de volgende keer weer helemaal mis.”

Jochem Myjer is niet meer alleen maar die vrolijke stuiterbal

Cabaret Jochem Myjer keek de dood in de ogen, vocht keihard voor zijn herstel en staat nu 36 keer in Carré. Wat verklaart zijn succes? „Hij is een vechter en een pleaser.”

Een ongeleid projectiel, dat vond de huidige regisseur Jos Thie van Jochem Myjer na het zien van zijn voorstelling Yeee-Haa! (2004). Myjer was in die tijd ook een wervelwind. In het bekendste liedje van de komiek vertelt hij een verhaal over zijn moeder die denkbeeldig rustig ligt te slapen. Op YouTube is te zien hoe Myjer op zijn tenen naar haar toe sluipt en vervolgens headbangend heel hard in haar oor begint te zingen. „Wakker worden, wakker worden, wak-wak-wakker worden.” Hij klikt met zijn tong, schudt zijn schouders in twee seconden acht keer heen en weer en beweegt zijn hoofd hard van links naar rechts. Het is Jochem Myjer ten voeten uit, zijn onuitputtelijke energie is altijd zijn grootste talent geweest. Hij maakte er zelf talloze grappen over.

Vijftien jaar later staat Myjer met zijn zesde show Adem in, Adem uit vanaf 15 januari 36 keer in Carré. Met de voorstelling won de komiek in 2018 de Poelifinario in de categorie ‘entertainment’. Myjer is in Adem in, Adem uit nog steeds een vrolijke energieke stuiterbal. Hij danst op hardrock, doet in de eerste vijftien minuten vol overgave een sla-centrifuge, kettingzaag, cassettebandje en autorem na, lanceert medeklinkers als een katapult uit zijn mond en schiet met zijn mimiek van de ene naar de andere grimas. „Hij doet aan topsport volgens topsporters”, vertelt zijn toneelmeester Ramon Snel. „Phillip Cocu zat in de zaal. Hij zei hem: je speelt twee voetbalhelften en dat drie avonden achter elkaar. Sommige topsporters vragen hem: wat eet jij in de pauze? Ik zou als ik jou was meer eiwitten eten. Om reserves aan te vullen.”

Maar vervlochten tussen de gekke typetjes, carnavalskrakers en energieke dansjes zitten in Adem in, Adem uit ook verstilde momenten. Naar die rust zijn Myjer en zijn regisseur bewust op zoek geweest, al wordt Myjer ook door het noodlot tot rust gedwongen. De komiek ontdekt in 2011 een tumor in zijn nek. Goedaardig, maar de prognoses waren niet positief. Bijna niemand komt ongedeerd uit een dergelijke operatie, concludeerde de Volkskrant in profiel van Myjer: „Een vrouw had hem een mail gestuurd, waaruit bleek dat de tekst was getikt met een penseel in de mond. De rest van haar lichaam was verlamd.” Myjer houdt er ‘enkel’ energieverlies aan over. „Ik had ooit twintig batterijen, nu twee”, vertelt hij in veel interviews.

Het is eigenlijk een bizar verhaal, vindt DJ en schoolvriend Armin van Buuren. „Dat juist iemand die bekendstaat om zijn energie, gepakt wordt op zijn energie.” Van Buuren heeft diep respect voor het revalidatieproces van Myjer. „Als je Jochem ergens om wilt bewonderen, doe dat dan om hoe hard hij heeft gevochten om terug te komen. Het is ontroerend hoe streng hij voor zichzelf is. Hoe hij zichzelf heeft gepijnigd met fysiotherapie en trainingen, hoe moe hij vaak is na een show en toch door beukt.”

Myjer heeft er een bijna ascetisch bestaan voor over om drie keer per week op het podium te knallen. Op een dag waarop hij moet optreden slaapt hij drie keer tussendoor, doet hij aan yoga en zwemmen, gaat hij naar de sauna en houdt hij vast aan een strak ritme op de avond van de show. Om vier uur komt hij het theater binnen. Vijf uur eet hij stipt met zijn crew. Precies een half uur later gaat Myjer slapen op de stretcher die hij heeft meegenomen. Tien voor zeven wordt hij wakker. De soundcheck is van zeven tot kwart over zeven. Tien over half 8 pakt de Leidenaar een touwtje en springt hij zich drie minuten warm. Twee minuten later gaat de zaal open.

Waarom al die moeite? Myjer is niet alleen een vechter, hij is ook een intrinsieke pleaser, vertellen de mensen om hem heen. Een leven zonder het publiek te vermaken, is geen leven voor Myjer. Vilein en scherp zijn, is wat veel cabaretiers nastreven. De Leidenaar niet. Tekenend is de vraag die hij halverwege zijn eerste show aan het publiek stelt: „Willen jullie nog een inhoudelijk maatschappijkritisch politiek geëngageerd saai langdradig kutverhaal horen?”

Volgens de recensie in NRC doet Myjer aan feelgood-cabaret. In Adem in, Adem uit begint hij met een lied dat als refrein heeft: ik heb zo’n zin in de lente. In die show verklaart hij de liefde aan de Nederlandse natuur. Als hij grappen over mensen vertelt, maakt hij er vaak nog een liefdevolle opmerking achteraan. Toneelmeester Snel: „Het kan zijn dat je zijn grappen niet heel leuk vindt, maar zijn optimisme is aanstekelijk. Ik geloof dat mensen dat in deze tijd nodig hebben.”

Voor zijn publiek gaat hij ver. Een scène na zijn show in Groningen op 13 december illustreert dat. Jochem Myjer heeft net Adem in, Adem uit gespeeld in de uitverkochte MartiniPlaza, zijn derde voorstelling die week. De foyer loopt niet leeg, veel mensen staan aan een tafel, vaak zonder drankje. Ze kijken schichtig om zich heen: hij komt toch wel, hij komt immers altijd. De witte deur aan de rechterkant zwaait open, in een blauw T-shirt loopt Myjer uit de artiestenfoyer. Als een zwerm vliegen stuiven kinderen, mannen en vrouwen op hem af. Tien minuten langt deelt de komiek handtekeningen uit aan kinderen. Volwassenen die – vaak gegeneerd – om een foto vragen, omarmt hij lachend.

Een lieve man

Bij elke handtekeningsessie staat naast Myjer, Bob: vriend, chauffeur en kok. In zijn hand heeft Bob een telefoon. Tien minuten krijgt Myjer om zijn fans te spreken, daarna leidt Bob hem weer naar de kleedkamer. „Hij moet soms tegen zichzelf in bescherming worden genomen”, zegt zijn regisseur. „Hij is na drie shows echt bekaf maar zou gerust uit zichzelf nog een uur bij zijn publiek blijven staan.”

Volgens velen is dat de werkelijke reden achter zijn succes. Ontmoet je Jochem Myjer, dan loopt je met hem weg, legt zijn manager Robert-Jan Veen uit. Mensen om hen heen noemen hem „een heel lieve man”, „een fijn mens”, „heel zorgzaam”. Robert-Jan Veen: „In elk theater kent hij de directeur, de secretaresse of de koffiejuffrouw, ook nog drie jaar later. Hij heeft echt een groot hart, ik denk dat mensen dat voelen.”

Zijn aimabele uitstraling zorgt er ook voor dat hij heel goede mensen aan zich kan binden. Essentieel voor een cabaretier die niet enkel met een technicus en een regisseur aan zijn show werkt, maar in totaal twintig mensen inhuurt voor zijn voorstelling. Elke discipline – geluid, licht, video – heeft een ontwerper. Daarnaast heeft hij een choreograaf en een regisseur. Snel: „Hij zorgt goed voor zijn mensen: regelt goed eten, aparte hotelkamers, deelt royaal uit en als er iets met je is, vraagt hij daar meteen naar. Tegelijkertijd eist hij perfectie van zijn team, maar mensen willen ook hard voor hem werken.”

Zijn voorstellingen zijn steeds spectaculairder geworden. Myjer is meer uit gaan pakken met lichtshows, projecties en prachtige decors. Zijn vriend Armin van Buuren componeerde de openingstunes. Als schrijver heeft hij zich ook ontwikkeld de afgelopen jaren. Thie: „Hij is een steeds betere verhalenverteller geworden.” Myjer combineert in zijn laatste voorstelling zijn herinneringen aan Texel, aan de cyclus van het leven waar geboorte en de dood een wezenlijk onderdeel van zijn. Uitspraken en scènes uit het begin komen aan het einde van de show terug.

Volgens zijn regisseur zal hij altijd blijven slijpen. Myjer is een perfectionist. Thie: „Hij kan geen mindere voorstelling geven. Hij gaat altijd voor een tien en geeft echt alles.” Juist daarom omringt hij zich met kritische mensen. In een podcast met Maaike Ouboter vertelt Myjer dat zijn huidige creatieve team niet echt onder de indruk was toen ze hem jaren geleden voor het eerst zagen in Carré. „Het dak ging eraf die avond. Maar na afloop stonden wat ontwerpers zuchtend bij elkaar. Vonden jullie het leuk, vroeg ik. Ze zeiden: jij hebt talent, maar voor de rest is het amateuristisch. Mijn manager zei: met die lui gaan we niet werken. Ik heb toen gezegd, met die lui gaan we juist wel werken.”

Ook kritische recensenten vraagt hij om extra commentaar. Hij is met zijn regisseur Jos Thie gaan werken, ook al twijfelde die erg aan de samenwerking. „Ik deed geen cabaret en ik vond hem dus een stuiterbal. Maar mijn kinderen waren zo enthousiast over hem dat ik dacht; deze man moet een fenomeen zijn.”

En dat is hij. 36 keer Carré doen niet veel mensen hem na. Thie: „Al zal hij gesloopt zijn als het voorbij is.”

Stop William Boeva maar in een hokje, hij breekt er wel uit

De Vlaamse comedian William Boeva toert de komende maanden door Nederland. „Ik wil dat mensen komen kijken naar William Boeva de mens en niet naar William Boeva de dwerg.”

William Boeva (28) heeft sokken aan bij het interview. Dat klinkt logisch, maar Boeva’s armen zijn kort en reiken niet verder dan zijn onderbenen. „Ik neem elke ochtend mijn sokken mee in mijn jas, hopend dat ik snel iemand tref die ik ken.” Vanochtend is hij op straat een bekende tegengekomen die zijn koude voeten in een wit paar heeft gestoken. Boeva noemt zichzelf ‘dwerg’, het Nederlandse woord lilliputter vindt hij maar niets. Officieel heet zijn handicap pseudo-achondroplasie. Zijn romp en hoofd zijn van normale grootte, zijn ledematen niet.

Komende maanden toert Boeva met Reset door Nederland. Het interview over zijn show en zijn leven vindt plaats in café Het Bezemsteeltje, op steenworp afstand van Boeva’s huis in hartje Antwerpen. Aan de bar hangen op vrijdagochtend drie oude mannen op bruine leren barkrukken. Vlaamse levensliederen schallen net te hard door de boksen. „Ik heb wel gekeken of we rondom het station kunnen afspreken maar ik geraak daar gewoon niet. Het stationsgebied is verboden voor auto’s en ik kan maar 300 meter wandelen.”

Op papier klinkt Boeva wat zeurderig, in het echt is hij vooral erg vriendelijk en openhartig. In een van de scènes van zijn show vertelt Boeva dat hij zijn ‘gat’ niet af kan vegen. „Ik weet precies op welke toiletten in België ik mijn behoefte kan doen. Ik plan mijn toiletbezoek. Soms eet ik niet van tevoren omdat ik weet dat ik anders problemen krijg.” Vorig jaar ging het mis. Hij reed na een optreden naar huis, voelde gerommel in zijn buik, waarschijnlijk de hete bonenschotel van de avond daarvoor en moest stoppen bij een benzinestation. De gênante scène die volgt, beschrijft Boeva kostelijk.

Je regisseur vertelde dat hij je moest overtuigen om de scène in je show te stoppen.

„Ik heb over het incident een half jaar gezwegen. Ik schaamde me er zo voor. Vorig jaar ben ik mijn tweede voorstelling gaan schrijven. Mijn regisseur zei: dat moet erin. Het verhaal schuurt, is grappig en geeft zo duidelijk weer waar je tegenaan kan lopen met deze handicap. Maar het is niet meteen leuk om zoiets pijnlijks en persoonlijks met een groot publiek te delen.

„Mijn regisseur heeft mij überhaupt moeten overtuigen dat ik mijn handicap moet gebruiken. Ik ben begonnen met comedy toen ik achttien was. Ik praatte een beetje over Star Wars en politiek en zei niets over mijn lengte. Kijk, ik had een warme jeugd. Mijn ouders hebben me altijd goed beschermd. Ik had niet veel vrienden maar de vrienden die ik had, zorgden voor mij. Als we op reis wilden, stelden ze nooit voor: zullen we gaan skiën? Op die manier voelde het niet alsof ik een beperking had. Maar toen ik bij regisseur Han Coucke workshops ging volgen, zei hij: je kan er niet omheen. Mensen zien wat aan je. Het is ook een mogelijkheid. Gebruik het in je voordeel.”

Je praat nu meer over je handicap dan vroeger?

„Ja.”

Ben je gelukkiger nu je dat doet?

„Ja en nee. Ik word er niet gelukkiger van dat ik met mijn neus op de feiten word gedrukt, maar ik kan misschien ook de weg vrij maken voor anderen. Omdat ik wat bekender ben, luisteren mensen nu een beetje naar mij. Ik heb lang niet in een hokje willen passen, heb me verzet tegen het idee ‘ik ben dwerg’. Nu denk ik: stop me maar in een hokje, dan breek ik er wel uit. Ik ben meer dan mijn handicap.”

Dat klinkt meer als een plicht, niet als iets waar je gelukkig van wordt.

„Ik vind het nu niet erg meer. Zo openhartig zijn, leert mij om mijn handicap meer en meer te aanvaarden. Kijk, ik lig er ’s nachts wakker van. Waarom ik, vraag ik mezelf dan af. Het is onveranderbaar. Ik kan het niet oplossen. Dit is mijn leven. Ik moet hiermee omgaan.

„Mensen kijken ook continu op een bepaalde manier naar mij. Als ik het podium op loop en het publiek kent mij niet, dan is er bijna een soort angst. Zo van: weet hij dat hij een dwerg is? Nu gebruik ik dat. Als ik op kom, laat ik expres de microfoonstandaard te hoog staan. Dan zie je mensen denken: o nee, hij kan er niet bij, wat moeten we nou doen? Moet iemand het podium op? Ik draai vervolgens het statief naar beneden en doe alsof ik boos ben. Meestal zeg ik: de eerste die plop zegt, sla ik op zijn bek.”

Heb je veel fysieke problemen?

„Vroeger heb ik veel operaties gehad om mijn benen en armen te verlengen. Mijn botten zijn op twee plaatsen gebroken en daartussen zijn pinnen gestoken. Aan de buitenkant konden artsen aan het skelet draaien waardoor mijn armen en benen werden opgerekt. Mijn armen zijn elf centimeter langer geworden, mijn bovenbenen negen centimeter en mijn onderbenen twaalf centimeter.

„Je wordt uit elkaar getrokken. Het waren Middeleeuwse praktijken. Ik kreeg wel pijnstillers hoor, maar als je vijf bent en wakker wordt met een ijzeren skelet aan je benen, dan begrijp je dat niet. Het eerste wat ik deed, was eraan trekken. Dat moet eraf dacht ik, want het deed pijn en jeukte. Op den duur went het en kun je ervan slapen. Ik heb er zes jaar mee rondgelopen. Nu ben ik erg blij met die behandelingen. Het is het verschil tussen alles moeten aanpassen in huis, en net niets.”

Ik heb moeten lachen om je show. Tegelijkertijd had ik ook vaak medelijden. Je schetst een beeld van iemand die zich moet invechten in de maatschappij. Wat vind je ervan als mensen medelijden met je hebben?

„Het klinkt misschien raar, maar dat vind ik zeker niet erg. Comedy is een ‘area of emotions’, niet alleen maar hard lachen. Het publiek stil krijgen, is misschien nog wel mooier. Daarnaast, zo’n handicap is constant gedoe en dat wil ik graag laten zien. Ik woon nu twee maanden op mezelf en heb een invalidekaart aangevraagd. Maar dit is België, dus dat duurt zes maanden. Ik kan nu amper parkeren in de buurt. Als ik terugkom van mijn show moet ik op zoek naar een parkeerplek. Vaak staat alles vol. Dan rij ik wel twee uur rond.”

Midden in de nacht?

„Ja. Ik zet mijn auto wel eens op de laad-en losplek maar ik heb al zoveel bekeuringen gekregen. Die moet ik dan weer aanvechten.”

Maakt dat je boos?

„Steeds bozer. Omdat dit soort dingen de integratie van mensen met een handicap belemmert in de maatschappij. Terwijl het opgelost kan worden.”

Vroeger stonden dwergen, reuzen, dikke dames en zwarte mensen op het podium om mensen te vermaken, omdat hun anders-zijn als ‘rariteit’ werd beschouwd. Is er wat veranderd?

„Voor ons niet. Wij zijn nog steeds een rariteit. Ik denk dat we niet verder zijn dan de Middeleeuwen qua integratie, zelfs achteruit zijn gegaan, omdat we toen wel in het straatbeeld voorkwamen. Loop eens op straat en tel hoeveel mensen er een handicap hebben. Zoek dan eens op hoeveel mensen er volgens de cijfers een handicap hebben. Waar zijn ze dan? Verscholen in huizen. Ze doen niet mee in de maatschappij.”

In je show hou je met een groot telraam bij hoeveel dwergenmoppen je maakt. Waarom?

„In België kreeg ik kritiek omdat ik te veel dwergenmoppen zou maken. Voor de gein heb ik daarom een groot telraam op het podium gezet. Het is ook provocerend bedoeld, dit is mijn leven. De meeste cabaretiers maken comedy over hun eigen leven, ik dus ook. Maar de kritiek remt mij wel af. Ik zit in België wel eens in televisieprogramma’s en dan denk ik: dit zou een mooie grap zijn. Toch vertel ik hem niet. Ik stel me voor hoe mensen reageren: ze gaan eerst lachen en daarna zeggen, ja dat is wel gemakkelijk. Ik zou me er niets van aan kunnen trekken maar ik wil bewijzen dat ik ook zonder die grappen goed ben. Ik wil dat mensen komen kijken naar William Boeva de mens en niet naar William Boeva de dwerg.”