Interview Kiki Schippers: Ik ben nu eenmaal druk, chaotisch en eigenwijs

Na een zwaar auto-ongeluk lukt het Kiki Schippers toch weer haar tweede cabaretprogramma te spelen. „Ik zoek mensen om me heen met een sterk karakter. Bij minder sterke mensen komt er een dag dat ik over ze heen wals.”

Kiki Schippers komt het café binnen lopen en verontschuldigt zich meteen. Ze heeft last van hoofdpijn, rugpijn en is moe. Af en toe is het te merken in het gesprek. Dan wacht ze met antwoorden en schudt ze haar hoofd: „Sorry, wat zei je?”

De cabaretière herstelt van een gebroken rug en een hersenschudding. Half oktober vloog ze op de A12 „vier of vijf keer” over de kop. „Je hebt wel eens een lul op de snelweg rijden die ertussen wil, omdat zijn baan zo zacht gaat? Dat gebeurde. Die man dacht: het kan wel. Ik dacht ook dat het kon. Maar het kon niet. Hij trok niet snel genoeg op. Ik moest uitwijken en kwam in de berm terecht.”

Ze laat een foto zien. Haar rode auto op de kop, het dak ingedeukt. Ramen aan stukken, cd’s en flyers op het gras, een gele regenjas verfomfaaid bij de banden. Het is een wonder dat ze levend uit het wrak is gekomen.

De première voor haar voorstelling WAAR die twee weken na het ongeluk stond gepland, werd verschoven. Het duurde een maand voordat ze weer honderd meter kon lopen. Met een rollator. Nu, zes maanden verder, gaat het relatief goed. Ze kan alles weer, al ligt ze elke voorstelling voordat ze op moet en direct erna een kwartier plat in een donkere ruimte om prikkels buiten te sluiten. En ze heeft af en toe nog veel pijn. Dat merk je als publiek amper. De cabaretière zingt, zucht, fluistert, schreeuwt, gromt, springt en holt in volle overgave – zoals alleen Kiki Schippers dat kan.

Hoe is het emotioneel met je? Je hebt de dood in de ogen gekeken toch? Dat kan levensveranderend zijn.

Mompelend: „Ja tuurlijk, heb ik daar wel. Tuurlijk ik heb daar een soort…” Stilte.

„Nou kijk, ik heb wel bedacht, ik ga niet mijn leven omgooien. Ik had een leuk leven en wilde snel weer dat leven in. Ik had al mooie dingen gemaakt. Met terugwerkende kracht was het goed dat ik er zo’n vaart achter had gezet. Stel dat ik dood was gegaan, dan had ik het allemaal al gedaan. Maar ik dacht, zo van, en dat zit ook in die voorstelling, ik moet misschien wel iets meer openstaan voor anderen. Ofzo.”

Je werd er na het ongeluk ook direct toe gedwongen.

„Ja. Ik had geen partner die thuis alles ging regelen. Ik lag plat op bed. Ik leunde op vrienden en familie. Dus ik moest vragen: kun je me helpen? Dat gaat niet op mijn manier. Verschrikkelijk. Je moet honderd miljoen keer dankjewel zeggen. Ik was blij dat ik kon douchen en slapen.

„Ik was trouwens al met dat thema bezig. Mijn voorstelling voor het ongeluk ging al over de vraag: kun je in verbinding staan met iemand met wie je het niet eens bent? In hoeverre durf je je waarheid los te laten om contact te kunnen maken? Kan je iemands gedachtegoed afwijzen maar diegene zelf niet? Nietzsche zegt: als je gelukkig wilt zijn dan moet je geloven, als je voor de waarheid wilt gaan dan moet je offers brengen, ook sociaal.”

Waarom had jij die vragen?

„Vind je me een sociaal flexibel wendbaar persoon dan? Ik ga conflicten niet uit de weg. Meestal is het zo dat ik direct inventariseer wat de conflicten zijn met iemand. Daar moeten we dan snel over discussiëren, want dan zijn de standpunten helder en dan kunnen we door. In die zin heb ik vaak meningsverschillen. Mensen vinden dat bedreigend.”

Ben je mensen kwijt geraakt?

„Tuurlijk. Niet dat ze dat komen vertellen. Meestal zijn ze het gewoon zat.” Ze lacht. „Dat is soms vervelend of vermoeiend. Ik ben twee jaar geleden gaan samenwonen. Ik twijfelde en zei: ‘Ik ben te veel voor jou.’ Hij zei: ‘Nee joh, dat vind ik niet.’ En na een half jaar bleek ik te veel. Dat doet pijn. Daarom zoek ik mensen om me heen met een sterk karakter. Bij minder sterke mensen komt er een dag dat ik over ze heen wals. Niet leuk, maar dat gebeurt.”

Ik zag jou op een filmpje nadat je bij Cameretten de publieksprijs en de persoonlijkheidsprijs had gewonnen. Ik dacht: het maakt je allemaal lekker geen zak uit.

„Dat is niet waar. Het is een gevecht. Ik ben chaotisch. Ik ben te laat, ik vergeet mijn gitaar als ik naar een optreden moet, vergeet afspraken, of kom wel en dan blijkt dat ik die niet heb bevestigd. Mensen hebben daar last van. Ik heb een overbewustzijn ontwikkeld op: ik ben groot, impulsief, eigenwijs, meeslepend, druk en chaotisch. Ik probeer mezelf kleiner te maken, minder aanwezig, want ik weet dat ik mensen kan afschrikken.”

Waar komt die eigenwijsheid vandaan?

„Mijn ouders zijn ook eigenwijs. Als we iets maatschappelijk bespraken dan zei de ene het ene en de andere het andere. Dat heeft me gevormd. Je wilt loyaal zijn aan allebei, maar dat gaat niet. Ik heb besloten dat er geen waarheid is. Dat je zelf moet blijven nadenken. Ik heb een lied geschreven over vluchtelingen met de titel ‘Er spoelen mensen aan’, maar retweet ook Telegraaf-verslaggever Wierd Duk als hij iets interessants zegt.

„Mijn ouders zijn gescheiden. Mijn moeder heeft eigenwijze mensen om zich heen verzameld, mijn vader heeft zich opgesloten in zijn eigen gelijk. Hij had geen contact meer met ons, zijn kinderen. Wij hadden een conflict over iets kleins en hij heeft toen het contact verbroken. Uiteindelijk is hij plotseling alleen doodgegaan. Toen mijn vader overleed dacht ik wel: ‘Ik wil niet zo eindigen.’ Want het zit ook in mijn bloed om me af te sluiten.”

Hoe was zijn overlijden voor je?

Mompelend: „Ik was verslagen, verdrietig.”

Dit verhaal zit niet in je show.

„Het is niet zo dat ik er niet over wil praten. Maar ik wil niet dat je empathie met mij hebt om dit verhaal. Ik wil niet dat mensen het een mooi verhaal vinden, omdat het echt is gebeurd. Als iemand iets verschrikkelijks in zijn leven meemaakt, is hij niet per se een leuk mens.

„Het wordt een kaart die je speelt. In de try-outs heb ik het een aantal keer benoemd. Dan voel ik dat mensen me bijna kwalijk nemen dat ik er niet over doorpraat. Maar ik wil geen slachtoffer zijn.”

Is die eigenheid op het podium een probleem?

„Nee, dat is juist de enige plek waar ik het volledig kan gebruiken.”

Ik begrijp van je regisseur dat je als maker ook eigenwijs bent.

Ze lacht. „Ik zie overal kansen en ideeën en ga daar voor. Ik had voor deze voorstelling het idee om gitaren over elkaar te loopen. Je krijgt dan verschillende ritmes en een meerstemmig lied. Iedereen zei dat het niet werkte. Dat interesseerde me niet, want ik geloofde erin. Pas bij het honderdste argument dacht ik: ‘Oké, oké, oké’.Lees ook:Dit inspireerde de genomineerden voor de Annie M.G. Schmidtprijs

„Ik heb mezelf voorgenomen om een betere conferencier te worden. Ik wil er vanaf dat mensen mij zien als die cabaretière met goede liedjes. Als je doet wat ik doe – ‘liedje, praatje, liedje’ – dan vergeven de mensen je dat je niet zo goed bent in de conferences.

„De eerste tien try-outs had ik met mezelf afgesproken: ik moet praten en pas als ik bang ben en niet meer weet wat ik moet zeggen, ga ik zingen. De eerste keer was dat na een kwartier. Na een paar keer pas na drie kwartier. Stond ik drie kwartier te ouwehoeren en te vertellen. Maar dat leidde ook tot voorstellingen die ruk waren. Mijn impresariaat werd er zenuwachtig van.”

Je wilt meer openstaan voor mensen, maar je klinkt stronteigenwijs.

„Het blijft een zoektocht. Ik voel me niet altijd thuis in een groep. Als iedereen zegt: zullen we daarheen gaan en ik heb geen zin, dan ga ik in discussie. Soms denk ik: dat moet je niet doen. En dan doe ik dat ook een tijdje niet, want niet in verbinding staan met anderen is zo eenzaam. Maar in de groep kan ik niet zijn wie ik ben. Mijn conclusie: er is geen middenweg. Het is schipperen.”

Ik ging nooit op voetbal

Ik ging nooit op voetbal.

Ik had het hele team van Ajax boven mijn bed hangen en ik kende alle namen. Winston Bogarde, Frank de Boer, Marc Overmars, Edgar Davids. De Champions League-finale keken we in de klas. Ik viel mijn klasgenootjes in de armen toen we wonnen. Ik had zelfs ooit een brief geschreven naar Patrick Kluivert en een kaart met handtekening teruggekregen. Schoolvoetval vond ik fantastisch. Ik was lang en sterk en beukte die ukkies zo het veld af. Maar ik ging nooit op voetbal.

Ik ging nooit naar de toneelschool om kleinkunst te studeren.

Ik zong onder de douche mijn zelfverzonnen tienerfrutsels en trad met knikkende knieën op, op het open podium van mijn middelbare school. Ik keek naar Hans Teeuwen, Youp van ’t Hek, Theo Maassen maar vond die allemaal wel erg grof. Ik kende de fijne grappen van Claudia de Breij, Yentl en de Boer, Kiki Schippers of Louise Korthals niet. Natuurlijk waren er ook vrouwelijke cabaretieres, maar ze kregen niet zo’n groot podium dat ik hen leerde kennen. Ik ging nooit naar de toneelschool om kleinkunst te studeren.

Ik ging nooit de politiek in.

Ik hou van debatteren. Ik hou ervan te strijden voor je idealen. Ik bleef net zo lang doorzeuren bij mijn familie met feiten en toonde zo vaak zielige plaatjes van dieren dat ze (deels) vegetariër werden. Ik hou ervan om de wereld te veranderen, om verantwoordelijkheid te nemen voor moeilijke onderwerpen. Op 10-jarige leeftijd keek ik hoe Rosenmöller en Kok met elkaar debatteerden voor de Tweede Kamerverkiezingen en ik bleef gefascineerd voor de tv hangen. Ik heb het debat uitgekeken, ook al was ik alleen thuis. Toch ging ik nooit de politiek in.

Ik ging op atletiek.

In 1992 won Ellen van Langen een gouden medaille op de 800 meter. Mijn moeder zat huilend op de bank. Mijn grote zus wilde meteen rondjes door de kamer rennen. In mijn tienerjaren legde ik al mijn energie in mijn atletiekcarrière. Ik trainde vier keer per week en deed in het weekend mee met wedstrijden. Ik zou de nieuwe Ellen van Langen van het hoogspringen worden, althans, dat wilde ik. Blessureleed voorkwam dat (en misschien wat gebrek aan talent). Maar ik ging op atletiek.

Ik ging journalistiek studeren.

Ik zag Sonja Barend en Clairy Polak geïnterviewden doorzagen. Ik zag ze vragen stellen die anderen niet stelden en antwoorden lospeuteren die mensen eigenlijk niet wilden geven. Ik zag ze invoelen en gasten op hun gemak stellen om hen belangrijke menselijke verhalen te laten vertellen die Nederland moest kennen. Ik ging journalistiek studeren.

Als je op cruciale momenten in je leven tegen mensen op kan kijken, maak je andere keuzes. Voorbeelden inspireren en zetten aan om jezelf te worden. Ze laten je in dingen geloven, laten je je eigen grenzen oprekken oftewel; maken je een rijker mens. In de 29 jaar die ik hier rondloop, waren al mijn voorbeelden vrouwen. Ja ik kan enorm veel ontzag hebben voor Jeroen Pauw, Maarten van Roozendaal, Frank de Boer (politicus wie jongens?;)) maar worden zoals zij, wilde ik nooit. Ik heb me nooit met hen geïdentificeerd.

Ik ging pas op mijn 27e cabaret studeren. Aan de cabaretopleiding, toen ik ontdekte dat Claudia de Breij, Louise Korthals en Kiki Schippers bestonden. En ik weet nog het moment dat ik in het theater zat en dacht ‘maar zo wil ik eigenlijk ook wel zijn’. Nu Marianne Thieme in de Tweede Kamer zit denk ik opeens ‘misschien zou ik dat ooit ook wel willen doen’. Als Eva Jinek op tv schittert, gaat mijn journalistenhart harder kloppen en droom ik van mooie vraaggesprekken. Als ik een boek van Susan Smit lees, hoop ik dat ik ooit ook met mijn woorden mensen kan betoveren.

Gisteravond zat er ergens in Nederland een meisje voor de tv dat ooit de nieuwe Lieke Martens zal zijn. Zondag inspireert Dafne Schippers hopelijk duizenden meisjes om op atletiek te gaan. Mijn wens is dat alle meisjes hun juiste voorbeeld mogen vinden en dat de maatschappij hen daarbij helpt. Dat niet alleen mannen het podium krijgen die ze natuurlijk ook verdienen. Misschien kunnen we daar ooit een Sire-reclame voor maken.

En ik hoop met heel mijn hart dat ik ooit een klein meisje mag inspireren om haar eigen talent te volgen.

fb_icon_325x325Volg mij op Facebook