Er groeien hondjes aan de bomen in het Groenendaalse bos
Na wat weken rijpen,breken ze van de takken los
Dan gaan ze blaffend, stierend, piepend en met grote haast
Tussen de grote mooie huizen op zoek naar ’n nieuwe baas
Die geven koekjes en een bedje, aaien zacht over hun snuit
Ze gooien klossen en wat ballen, boenen neuzen van de ruit
Eens in de zoveel tijd loopt er een hondje terug
Dan zoekt hij naar zijn boom en kromt daar een ronde rug
Heel secuur mikt hij zijn kontje, hij moet de wortels raken
Zo kan moeder van de mesthoop weer nieuwe hondjes maken