Mijn Portugese vriend had nog nooit ijs op de sloot gezien. Slechts een keer zag hij in Portugal bevroren water: toen er in december hagel uit de lucht viel. De familie heeft het er elke kerst nog steeds over.
Van schaatsen had hij nog nooit gehoord. ‘Heb je het dan niet op tv gezien bij de Winterspelen’, vroeg ik hem. ‘Winterspelen?’ In die negen jaar hier stond af en toe het schaatsen bij ons thuis op de achtergrond aan. ‘500 meter, 1000 meter, lekker creatief. Heb je ook 2500 meter? 4500 meter?’ vroeg hij dan met een toontje in zijn stem.
Maar schaatsen was de afgelopen dagen meer dan een televisieprogramma. De sloten raakten bevroren. In de familieapp ging het alleen nog maar over schaatsen zoeken, schaatsen slijpen, schaatsen kopen.
‘Ga je mee Flip’, vroegen mijn zussen.
‘No way, ik ga dood op die dingen’, appte hij terug.
Zaterdagochtend liepen we met de hond naar het bos. Tientallen mannen en vrouwen vlogen vlak voor de ingang heen en weer op de vaart. ‘Wow wat veel mensen op de sneeuw.’ Met zijn ogen volgde hij een scheur op het ijs. Waarom willen al die mensen skiën’ Ik lachte en verbeterde hem. Er ging na negen jaar Nederland blijkbaar een heel nieuwe wereld van winterwoorden voor hem open.
Ik keek rond. De weergoden hadden de winterlandschappen in het Rijksmuseum goed bestudeerd: een molen, een bevroren vaart, witte landerijen en overal schaatsende kinderen met gekleurde wanten en mutsen. De helft gleed over het ijs, de helft lag op de grond te dweilen. Een jongetje lag op zijn buik. Ik zag een pruillip, zijn ouders wisten dat hij elke moment in janken uit kon barsten. Zijn vader pakte hem op. Als een lappenpop liet het jongetje zich omhoog trekken. Tien seconden laten kloste hij op zijn ijzertjes verder, om na 3 meter weer neer te storten.
Mijn vriend stond langs de kant te kijken. Zijn ogen groot. ‘Ik moet dit mijn ouders laten zien.’ Hij opende whatsapp en startte een videogesprek. Zoekend naar de juiste hoek begon hij te praten, hij wilde graag de hele vaart en de molen laten zien. Mae, pae! Kijk! Kijk hoeveel mensen! Honderden mensen!
Daarna drukte hij me zijn mobiel in mijn hand. ‘Ik ga nu op het ijs staan.’ Zijn ouders lachten. Ook zij hadden nog nooit zoveel bevroren water gezien in hun leven. Zij trokken in Portugal Filipe als kind alleen maar op van het bloedhete zand waar hij als kind vogelpoep zat te eten.
Met een voet tastte mijn vriend het ijs af. Snel trok hij die terug en liep wat verder. Een paar meter verder weer de punt van zijn schoen op het bevroren water. Hij keek mij aan. ‘Ja hoe weet je dat het sterk genoeg is?’ Ter hoogte van een Schotse Hooglander die aan de andere kant stond toe te kijken stapte hij met zijn wandelschoenen op het ijs. Hij bleef tien centimeter van de kant. Zijn handen grepen in de lucht, zoekend naar steun die er niet was. ‘Dit is hartstikke glad joh’. Daarna bleef hij staan. In zijn ogen de glans van een kind dat voor het eerst zonder wieltjes kan fietsen. Zijn ouders joelden in mijn hand.
Een kind achter een klapstoel schaatste langs. Op zijn hoofd een smurfenmuts, zijn lijfje in een blauw skipak. ‘Is dat hoe je leert?’ Ik knikte en herinnerde me nog mijn ijzertjes onder mijn schoenen, schaatsend achter een stevige eiken keukenstoel.
Mijn vriend stapte weer naar de kant en liep naar me toe. ‘Oké volgend jaar ga ik lessen nemen. Op de ijsbaan. Als er over tien jaar weer ijs komt, kan ik eindelijk meedoen