‘Ons warenhuis gaat nu sluiten’

Hij was de bekende horlogeman van de V&D in Haarlem, moest nog maar anderhalve maand en zou dan veertig jaar in dienst zijn. Zij werkte op de klantenservice van het warenhuis. Elke avond riep ze door de speakers ‘Ons warenhuis gaat nu sluiten’. ,,Maar nu het echt zo is, kan ik het nog niet geloven.”

Marianne en Kick van der Weele staren door de ruit bij de V&D naar binnen. In het donkere winkelpand hangen nog tassen en jassen. Zo moet het er vroeger ook uit hebben gezien. Toen ze als kleine kinderen langs het grote warenhuis liepen en gebiologeerd naar de etalage van de V&D keken. Marianne: ,,Vooral met Sinterklaas. Dan waren overal bewegende Zwarte Pietjes en Sinterklaasjes. En er reed een trein. Ik stond als kind een tijd lang te kijken met mijn neus op de ruit. Veel mensen trouwens. Totdat mijn moeder me riep dat ik moest komen.”

In de etalages is nu niets meer te zien. Waar voorbijgangers zondag nog langs poppen liepen gekleed in de laatste mode, wandelen ze nu langs vier grote witte vlakken. Marianne: ,,De belangrijkste spullen hebben we al maandag in dozen gestopt. Toen we dat moesten doen, wisten we het eigenlijk al. We gaan niet meer open, zei ik tegen Kick.”

Het echtpaar is voor de foto komen lopen naar het pand. ,,Geen probleem, grapt Marianne tegen de fotograaf. ,,We hebben toch niets te doen.” Dat wandelen deden Marianne en Kick al elke dag. Iets voor negen trokken ze de deur dicht van hun huis in Haarlem-Noord en liepen ze via het station naar het warenhuis. Zo gingen het jarenlang. De 58-jarige Kick werkte al bijna veertig jaar in Haarlem. Op de horlogeafdeling. ,,Ik kwam daar via het arbeidsbureau bij V&D terecht en had meteen veel interesse voor klokken en uurwerk. Ik had een goede leermeester. Die leerde mij uurwerk repareren, stofjes weghalen, bandjes verlengen of verkorten en als er een wijzer los zat, dan zette ik hem vast.” De interesse voor klokken nam hij mee naar huis. Tijdens het interview dat voor de fotoshoot thuis plaatsvindt, klinkt elk kwartier een kakofonie aan geluiden door de woonkamer.

Kick is door zijn werk zelfs een bekende Haarlemmer geworden. Marianne: ,,Veel klanten vroegen naar hem. Als hij er niet was, gingen ze weer naar huis. Ze wilden alleen Kick. Op vakantie is hij zo vaak aangesproken. In Turkije, Gran Canaria, zelfs in een of ander klein steegje in Griekenland. Dan wezen ze op hun horloge en zeiden: hé jij bent van mijn batterijtje.”
Het faillissement is hard aangekomen bij de horlogeman (‘ik ben geen horlogemaker, ik heb het mezelf aangeleerd’). Tussen de interviewvragen hapt hij naar adem. ,,Wat ik nog het allerergste vind: in mij ogen was V&D Haarlem een kerngezonde winkel. Er mankeerde niets aan. Er werd gewoon geld verdiend. Maar het is natuurlijk onderdeel van een heel grote club. Ja en dan word je meegetrokken.”

Marianne stapte 37,5 jaar geleden bij de V&D naar binnen met de vraag of er werk was. Ze kon meteen bij de stoffenafdeling beginnen. Vervolgens stond ze 12,5 jaar op de kinderafdeling, verhuisde 4,5 jaar naar Schalkwijk en werkte de laatste jaren bij de klantenservice. ,,Ik gaf elke dag door de intercom de boodschappen van de V&D aan de klanten door. Aan het einde van de dag, om zes uur moest ik van V&D zeggen: het warenhuis gaat sluiten. Maar ik zei: ons warenhuis gaat sluiten. Want het was van ons. We deden het met zijn allen. De samenhorigheid was groot.”

Een collega whatsappt een foto die gisteravond is genomen. In Café de Roemer namen alle personeelsleden afscheid van elkaar. Op de voorgrond staan Marianne en Kick verstrengeld in elkaars armen op de Botermarkt. Op de achtergrond is het grote monumentale pand van het warenhuis te zien. Kick brengt zijn hand naar zijn mond om het geluid van zijn gehuil wat te verminderen. Marianne wrijft over zijn knie. Met het sluiten van het warenhuis, sluit ook de winkel waar ze elkaar hebben leren kennen.

Tijd om het ontslag door te laten dringen, hebben ze niet ,,We kregen maandag van het UWV al het bericht dat we moesten solliciteren. Marianne: ,,Maar wie wil een 58-jarige aannemen?”

Kick: ,,Het allerergste is dat ik mijn vaste klanten niet gedag heb kunnen zeggen.” Als de verslaggeefster oppert om dat nog via de krant te doen, breekt de zon door op zijn gezicht. ,,Dat zou ik heel erg mooi vinden. Ik wil alle vaste klanten bedanken die al die jaren bij me terugkwamen. Ik had graag nog twee weken open geweest om persoonlijk afscheid te nemen.” Hij zucht. ,,Dat gaat helaas niet meer.”

Verschenen in Haarlems Dagblad

 

 

Van journalist naar bootvluchteling

Journaliste Besan (25) versloeg in het geheim de Syrische revolutie. Totdat de Syrische overheid haar collega oppakte en vermoordde. Besan vluchtte. Ze werkte in Egypte, maar ook daar werd het te gevaarlijk. Uiteindelijk stak ze op een bootje de Middellandse Zee over. Sinds vier maanden woont ze in Haarlem. Deze krant tekende haar verhaal op. Om veiligheidsredenen wordt alleen haar voornaam vermeld.

Regio Besan keek naar het zwarte gat. Het verschil tussen het water en de lucht was bijna niet te zien. Er waren ook geen golven, de zee was vredig en kalm. Maar in Besans hoofd stormde het. Haar herinneringen aan dode lichamen en het geluid van bombardementen arrangeerden een kakofonie van gedachten.
De kou versterkte haar onveilige gevoel, maakte haar naakt en eenzaam. Hier stond ze, honderden kilometers van haar familie
vandaan, wachtend op een boot naar een land waar ze alleen op internet iets over had gelezen.
Om daar te komen, moest ze het water oversteken. Maar de zee was soms woest en onstuimig. Ze was er bang voor. Misschien als ze haar verhaal zou vertellen, dat hij haar veilig naar de overkant wilde brengen. Woorden begonnen uit haar mond te stromen.
,,Toen de oorlog begon, was ik een vrolijk maar naïef meisje. Ik studeerde ‘mediastudies’ aan de universiteit en wilde later bekend worden. Ik wilde mensen vermaken met mooie verhalen.
Mijn naïviteit verdween op een middag in augustus in 2011. Toen werd de dood mijn leven in geschoten. Al dagen protesteerden buurtgenoten tegen het opsluiten van een aantal onschuldige mensen. Soldaten kwamen als reactie onze wijk binnen en haalden onze huizen overhoop, op zoek naar de demonstranten. Ze werden in een schoolgebouw gestopt waar ze werden gemarteld. We hoorden het geschreeuw, Daarna was het stil. Toen we een paar uur later de straat op durfden, zagen we hun lijken liggen. Ik herkende de groenteboer, een vriend van mijn broer en de buurman. Sommigen waren doodgeschoten, bij anderen was de keel doorgesneden.”
Journalist ,,De oorlog had veel invloed op mij, ik werd een gesloten meisje. Voorheen keek ik het leven in de ogen, nu richtte ik mijn blik niet meer omhoog, bang om met de dood geconfronteerd te worden. Mijn gevoelens kon ik niet meer uiten met woorden. Huilbuien werden mijn vriend.”
Besan pauzeerde en voelde dat ook nu de tranen over haar wangen stroomden. Ze was in paniek. De herinneringen waren zo levendig, ze sneden door haar ziel.
,,Van het regime mochten wij niet weten wat er aan de hand was. Maar vragen stellen zit in mijn bloed, mijn vader is ook journalist geweest. Ik ben mensen gaan interviewen, wilde weten wat er in mijn land gebeurde.”
,,Ik schrok toen ik achter de waarheid kwam. Ik begreep dat mijn leven was gebaseerd op een leugen. Het was net alsof ik naar de tandarts ging en erachter kwam dat mijn kies van binnen volledig was verrot. We vertelden in Syrië aan elkaar dat we in een vrij en modern land leefden, maar dat was niet zo. Mensen die tegen het regime protesteerden werden gevangen genomen en vermoord.
Ik vond het mijn plicht om die verhalen op te tekenen. Ik wilde de wereld vooral laten zien wat de oorlog met de bevolking deed.
Het werk was gevaarlijk, maar niets doen was geen optie. Ook onschuldige burgers werden vermoord. Je kon maar beter het verschil willen maken en dan overlijden, vond ik.
Het ging lang goed, tot die ene dag. Een van mijn collega’s werd
gearresteerd. Ik had vaak over arrestaties geschreven dus ik wist wat er met hem ging gebeuren. Hij zou gemarteld worden en uiteindelijk vermoord. Ik heb er dagenlang bijna niet van geslapen. En als ik sliep, had ik nachtmerries. Een paar dagen na de arrestatie kregen de ouders van mijn collega zijn identiteitskaart opgestuurd. Dat was het teken dat hij was omgebracht.
Ik heb gehuild. Gehuild om de dood van mijn vriend. En omdat ik wist dat mijn laatste dagen in Syrië waren geslagen. Ik zou de volgende kunnen zijn en moest vluchten. Toen ik dat aan mijn ouders vertelde, waren ze ontroostbaar. Op de dag dat ik vertrok, zag ik mijn vader vechten tegen de tranen. Dat beeld breekt nog steeds mijn hart. Familie is als een tweede huid voor mij. Ik hoop dat ik ze ooit terugzie.”
Besan was richting de zee gelopen. Ze begon hem te vertrouwen. De zee was net als zij een schepsel van Allah. Ze had het idee dat hij naar haar luisterde.
,,Ik ben naar Egypte gevlucht waar ik als journalist heb gewerkt. Maar ook in Egypte werd het onveilig. Bevolkingsgroepen bevochten elkaar. Egypte begon op Syrië te lijken.
Vrienden die ik daar heb ontmoet stelden voor om naar Europa te
vluchten. Ik wilde eigenlijk niet. Ik hield van de Arabische taal en cultuur en vond dat ik als journalist juist in de Arabische landen moest blijven om daar de vrijheidsstrijd van de bevolking te verslaan.
Maar de spanningen liepen steeds hoger op. Daarnaast veranderden de wetten waardoor ik illegaal werd. Ik kon niet meer werken.”
Besan was de zee genaderd. Haar voeten raakte bijna het water. Ze twijfelde nog steeds over de bootreis, maar de twijfel bereikte haar hoofd niet meer. Besan had besloten om te stoppen met denken, want als ze zou realiseren hoe gevaarlijk haar plannen waren, zou ze terugkrabbelen. ,,Ik ben een verhalenverteller, maar vroeger werkte ik alleen om mensen gelukkig te maken met mijn artikelen. Ik begrijp nu dat mijn taak groter is. Ik heb de mogelijkheid om met een pen en mijn stem mensen aan het denken te zetten. Dat is mijn taak. En dat is wat ik daar wil gaan doen. Jij moet mij die kans geven.” Ze draaide zich om en liep terug naar het huis waar ze met de andere vluchtelingen wachtte op het moment dat ze konden vertrekken.
De overtocht Besan was na 24 uur weer terug op het strand. De reis ging beginnen. Op commando moest ze naar een klein bootje rennen die haar later naar een grotere boot bracht. Besan rende op blote voeten door het zand, later door het water. Ze voelde niets. Haar lichaam was verdoofd. De kou en nattigheid drongen pas tot haar door toen ze in de boot plaatsnam. Toen werd ze overvallen door een mix van kou, verdriet en angst en viel ze flauw. Een van haar vrienden sloeg haar wakker. Haar wangen deden er pijn van. Samen zochten ze een plekje op de boot. Daar viel ze zittend in slaap.

Toen ze wakker werd, was ieder teken van de bewoonde wereld verdwenen. Om haar heen zag ze alleen maar water.Besan voelde dat ze in paniek raakte. Wat als de boot zou zinken? Ze verbood zichzelf om zo te malen. Besan geloofde in de kracht van positief denken. Alles wat je aandacht gaf, groeide. Ze moest blijven geloven dat het goed zou komen. Zo ging ze vroeger ook met buikpijn of hoofdpijn om.
Op zee waren weinig golven waardoor de bootreis de eerste dagen
rustig verliep. Maar er was niet veel plek aan boord. Er zaten vierhonderd mensen op een boot die net zo klein was als een gemiddelde woonkamer. Besan kon haar benen niet strekken.
Veel mensen waren bang en baden wanhopig tot Allah. Besan probeerde het gejammer uit te schakelen. Samen met haar vrienden deed ze alsof ze op ontdekkingstocht waren. Ze maakten grapjes over de bedrijven die ze zouden openen in Europa, zongen samen Syrische liederen uit hun kindertijd en lazen soms de Koran. Maar voor de kust van Libië ging het fout. De zee werd onstuimig en produceerde grote golven. Ze klotsten over de reling het dek op. Iedereen die aan de voorkant van de boot zat, werd naar achteren gedrongen. Besans kleren waren doorweekt en haar schoenen werden opgeslokt door de golven. Blootsvoets moest ze op zoek naar een nieuwe plek. Ook de wind was woest, hij sneed door haar kleren heen. Besan kreeg het steeds kouder.
Uiteindelijk werd ze in onderkoelde toestand naar beneden gebracht. Daar zaten veel andere vrouwen en kinderen. Besans zintuigen werden overdonderd door de omstandigheden in het hok. Door de motoren was het er bloedheet, de pijpleiding die vanuit het toilethok naar zee liep, lekte bruine smurrie op de bankjes en het stonk er naar braaksel van de vrouwen die niet tegen de ruigheid van de zee konden.
Besan werd misselijk van de geur en gaf ook over, in een plastic zak. Het was een van de laatste zakken op de boot waardoor de leiding besloot om een groot zeil in het midden te plaatsen. Besan verloor al haar waardigheid toen ze samen met de andere vrouwen dagen achter elkaar daar hun magen in leegden. Ze spuugden elkaar ook onder, op Besans hoofddoek zat zelfs wat braaksel van een andere vrouw. ,,Wat heb ik mezelf aangedaan?”, vroeg ze zichzelf af.
Vlak daarna ging de boot nog heviger heen en weer. Vrouwen schreeuwden door elkaar. Op het dek begonnen de mannen te huilen, ze vroegen Allah hun dood uit te stellen. Ook Besan had geen kracht meer om gedachten van de dood tegen te houden.
Ze was uitgeput, had al dagen geen trek meer gehad in eten. Ze zou of verhongeren, of verdrinken dacht ze. ,,Waarom ben ik niet in Egypte gebleven?” Vlak na die gedachte zakte ze weg.

Besan zat op de bank en keek naar het Ikea-schilderij dat ze net had opgehangen. Het kwam van marktplaats, net als haar hele interieur. Er stond ‘home’ op.
Toch voelde ze zich hier niet thuis. Ze was gearriveerd in het land van de vrijheid, maar voelde zich gevangengenomen door de taal, het middel waarmee ze normaal juist de harten van mensen raakte. Ze was geen journalist maar vluchteling.
Besan dacht terug aan het moment dat ze in Europa aankwam. Het was eind juni geweest, ze hadden meer dan een week op zee gedobberd. Besan was meerdere keren weggevallen, toen een Italiaans marineschip hen had opgepikt. Het eerste wat Besan aan wal had gedaan, was een douche nemen om alle ellende van haar af te spoelen.
Vervolgens hadden zij en haar vrienden een man aangesproken die vluchtelingen voor een paar duizend euro naar alle landen van Europa bracht. Twaalf uur later stonden ze op de stoep van de IND. Een paar maanden later kreeg ze een huis in Haarlem aangeboden.
Besan liep naar beneden en pakte uit de garage haar fiets. Ze ging naar Vluchtelingenwerk Haarlem. Ze wilde weten of zij een goede Nederlandse cursus kenden. Het liefst was ze er al gisteren mee begonnen, zodat ze de Nederlanders zo snel mogelijk kon vertellen over de situatie in haar thuisland. Besan hield van Haarlem, ze herkende het oude centrum van Damascus in de rode bakstenen van de gebouwen.
Vraag Toen ze binnenkwam, maakten haar begeleiders grapjes over haar bezoek. Het was de zoveelste keer dat ze langskwam. Bijna iedere dag had ze wel een vraag. Maar de rollen waren nu ook omgedraaid. Haar begeleiders wilden ook wat van haar weten. ,,Zou je jouw vluchtverhaal aan de regionale krant willen vertellen? Ze zijn na de bootramp voor de kust van Italië op zoek naar mensen die zo’n bootreis hebben overleefd.”
Besan was overrompeld door het verzoek. Ze wilde zo graag de Nederlandse, journalistieke wereld leren kennen en het werd haar nu in de schoot geworpen. Maar ze was ook huiverig, ze wilde niet in de krant komen als zielige vluchteling. Ze had Nederland ook veel te bieden. Dat zou ze de journaliste vertellen.
Een paar dagen later kwam ze langs. De vrouw nam plaats op de bank, zette haar bandrecorder aan en stelde haar eerste vraag. ,,Waarom wil je zo graag je verhaal vertellen aan de krant?” Besan dacht diep na en lachte. Ze kreeg een inzicht. ,,Ik heb als journalist geprobeerd om verhalen op te tekenen van de gewone Syriër. Welke strijd zij voeren. Dat kan ik hier niet meer doen. Maar ik ben erachter gekomen dat mijn verhaal, hun verhaal is. Het verhaal dat je ondanks de angst om te verdrinken van je familie wegvlucht, omdat je vreest voor je leven. Dat verhaal moet verteld worden.” En ze vertelde.

Verschenen in Haarlems Dagblad

Verstoten en berooid

Al 143 dagen is het bankje op het Leidse stationsplein zijn thuis. Berooid en aan de bedelstaf trekt het dagelijkse leven aan hem voorbij. Het leven van Mohammed Bin Talal begon als telg uit de vorige koninklijke familie van Saoedie-Arabië heel anders. Op het bankje vertelt hij zijn bizarre levensverhaal.

Dag in dag uit ziet hij op het bankje bij het station de bewoners van Leiden voorbij komen. Werkenden, scholieren en studenten op pad naar hun werk en studie. Op weg naar hun dromen en verplichtingen. Het leven van deze passanten verschilt veel met het bestaan van Mohammed Bin Talal. Hij heeft geen dromen en verplichtingen. Hij woont op straat.

Zijn leven vindt hij allesbehalve saai. “Dat denken mensen vaak, maar dat is niet zo. Ik heb heel veel aanspraak. Ik heb op dit bankje mensen van over de hele wereld ontmoet. Aziaten, Afrikanen, Zuid- en Noord-Amerikanen. Ze komen naast mij zitten en beginnen te praten.” In het Engels, want Nederlands spreekt hij niet.

Een vrouw van ongeveer 20 jaar komt op hem aflopen en geeft hem een knuffel. “Mohammed is echt een vriend van mij geworden”, vertelt ze. “Hij is niet zoals andere daklozen. Nooit dronken of onder invloed van drugs. Nee, hij is heel wijs en geeft mij altijd advies over het leven.” Ze geeft hem wat sigaretten en Mohammed bedankt haar. “Ik krijg erg veel spullen van Leidenaren. Soms hebben mensen zelf wat gekookt en brengen dat dan. Of restaurants geven mij het eten wat over is.”

Zijn stem klinkt rustig en geamuseerd en hij komt intelligent en sociaal over. Maar Mohammed heeft ook een andere kant. Dat blijkt als hij zijn bijzondere levensverhaal uit de doeken doet.

“Mijn opa was de laatste prins van de Al-Rasheed familie. Wij waren de heersers van een groot gedeelte van Saoedi-Arabië, ongeveer 60% van wat het land nu is. In 1921 is de stad van waaruit wij regeerden aangevallen door Ibn Saoed, de stichter van het huidige Saoedi-Arabië. We zijn tot een overeenkomst gekomen. Wij hielden ons geld, zij kregen de macht.”

Maar de vijandschap tussen de twee families verdween niet, ook al werden er gemengde huwelijken gesloten om de relatie te verbeteren. Hij graait tussen de vier jassen die hij draagt op zoek naar een pen om zijn familiestamboom te tekenen. “Mijn tante was één van de vrouwen van koning Ibn Saoed. Haar zus trouwde één van de zonen van diezelfde koning. De man was een kind van een andere vrouw. Uit dat huwelijk zijn twee jongens geboren. Eén van hen heeft in 1975 de derde koning van Saoedi-Arabië vermoord.”

Gevangenis Mohammeds stemming verandert als hij het over zijn familiegeschiedenis heeft. Stonden zijn ogen net nog vriendelijk, nu kijkt hij boos. “Mijn vader is toen gevangen genomen. Hij was niet betrokken bij de aanslag, maar hij wist er wel van en heeft er niets aangedaan. Hij heeft een jaar vast gezeten. Na zijn vrijlating is zijn paspoort afgenomen. En ook dat van mij. Ik was toen zeven jaar. We zijn naar Irak gevlucht. Daar heb ik tot 1988 gewoond. We kregen een Iraakse identiteitskaart. Daarna ben ik naar Amerika gegaan om mijn bachelor politicologie te halen.”

In 1995 belandde hij voor de master ‘Social Communication’ aan de Universiteit aan Amsterdam. “Ik ben vervolgens in Leiden terechtgekomen op uitnodiging van een vriend die ik in de jaren erna uit het oog ben verloren. Toen ik de stad zag, wilde ik niet meer weg. Alles is hier leuk. De mensen, de grachten, de huizen.” Hij had ondanks de dramatische gebeurtenissen in Saoedie-Arabië en de oorlog in Irak een aangenaam leven in Leiden. Totdat hij erachter kwam dat het familiefortuin was verdwenen van zijn Zwitserse bankrekening. Er was nog wel wat aan geld. Maar dat ging omdat hij gewend was te leven in hotels, snel op.
En nu zit de prins dus elke dag op dat bankje voor Leiden Centraal. Familieleden bevestigen zijn verhaal. Dat hij op straat leeft, wisten ze echter niet. Ze bieden hem direct hulp aan. Maar die hulp wil hij niet aannemen.

“Het is een egokwestie. Ik wil niet dat mensen mij helpen. Het voelt alsof ik dan hun gevangene word. Dat ik iets terug moet doen.” Hij wijst op zijn boodschappentas die vol zit met koekjes, pakjes drinken en chocolade. “Natuurlijk krijg ik nu ook vaak dingen van mensen. Dat komt uit hun hart. Ik hoef daar niets terug te doen.”

Die trotse houding bezorgt hem ook veel problemen. Na het verlopen van zijn studentenvisum vroeg hij nooit een verblijfsvergunning aan in Nederland. Een paspoort heeft hij ook niet. En zijn Iraakse identiteitskaart verviel na de val van de regering van Saddam Hoessein. Omdat hij dus illegaal in Nederland verblijft, belandde hij de afgelopen jaren meerdere malen in de gevangenis. In 2005 en van 2009 tot 2012 zat hij vast. In 2012 wilde de Saoedische ambassade een gesprek met hem, dat op niets uitliep. Ze wilden zijn papieren om terug te keren naar zijn vaderland niet verstrekken. “Ze zagen, denk ik, in mijn ogen waar wij, Bin Talals, toe in staat zijn.” Hij refereert aan de bloedige familiegeschiedenis. “Ook onderling hebben mijn familieleden elkaar vermoord. Het is onderdeel van het leven. Het koninklijke leven.” Mohammed is volgens de IND niet de enige illegaal in Nederland die niet terug mag naar zijn vaderland, maar de Immigratie en Naturalisatie Dienst wil niet ingaan op individuele gevallen zoals Mohammed.

Mohammed houdt de Saoedische regering verantwoordelijk voor de ellende in zijn leven. ,,Ze hebben jarenlang geprobeerd om ons klein te krijgen.” Zijn opsluiting in de vreemdelingenbewaring ziet hij als een pact tussen de Nederlandse regering en de Saoedische autoriteiten. ,,Nederland heeft zakelijke belangen daar, dus proberen ze mij ook kapot te maken. Dat is wat de Saoedische autoriteiten willen.”

Na zijn verblijf in de gevangenis heeft hij nog een tijd in hotels gewoond. In juni van dit jaar was het geld op en belandde hij op straat. “Ik kan als illegaal niet werken. Dus nu zit ik hier op dit bankje, al 143 dagen. Ik weet dat zo precies omdat ik de dagen tel, gewoon voor mijn plezier.” Hij moet lachen om zijn gewoonte. Het leven op het bankje bevalt hem op een rare manier ook wel. ,,Ik draai rond in cirkeltjes. Mijn toekomst ligt in de handen van anderen. Daarom blijf ik hier gewoon zitten. Het maakt mij ook niet meer uit. Ik heb al zoveel overleefd. Ze krijgen mij niet klein.”

Verschenen in de kranten van Holland Media Combinatie