Interview cabaretière Sanne Wallis de Vries: Als ik iets zeg, denk ik: tut tut, ho ho, is dat wel zo?

Hoe leg je uit waar je voorstelling over gaat? Een moeilijke vraag voor Sanne Wallis de Vries. „Dan denk ik, kijk nou wat er gebeurd is. Je bent een ouwe taart die tegen de overgang aanhikt en die de hele tijd adviezen aan mensen wil geven.”

‘Ik ben wel benieuwd hoe je dit eigenlijk gaat opschrijven. Ik hoop niet zo stellig, want zo bedoel ik het niet”, zegt Sanne Wallis de Vries halverwege het interview. Het typeert de cabaretière en dat maakt een interview met haar wel een beetje worstelen. Want Wallis de Vries heeft de interessante eigenschap om dingen fel te zeggen en vervolgens net zo stellig te nuanceren. En ja, wat wil ze dan eigenlijk zeggen?

Het is misschien een onbewuste trek in het interview, toch is het ook haar handelsmerk op het podium. Daar kan ze als cabaretière in één zin al twee nuances maken. Op 6 maart gaat haar nieuwe voorstelling Kom, o.a. over de thema’s gender en klimaat, in première in de Kleine Komedie in Amsterdam.

Je lijkt in het echte leven stelliger over dingen dan op het podium.

„Ja absoluut sowieso.” Ze wacht even. „Hoe dan eigenlijk?”

Over de vluchtelingencrisis had je toch een duidelijke mening?

„Ja nou ja, ik vind dat ik over vluchtelingen niet eens zo stellig ben. Ik vind het heel heavy dat het eigenlijk… het is gewoon heel… er zijn nog nooit zo veel mensen op de vlucht geweest op de aarde. Je moet die mensen in nood helpen. Dat is gewoon fatsoen. Ik snap niet wie daartegen is. De tegenstanders weten vaak helemaal niets van de vluchtelingencrisis. Ze kunnen vaak niet eens asielzoekers, moslims en vluchtelingen uit elkaar houden.”

Later: „Ik ben een cabaretier, ik heb de antwoorden niet. Ik weet eigenlijk niet veel van de vluchtelingenproblematiek.” Grappend: „Ik ben erg tegen vluchtelingen maar vluchtelingen zelf ook. Ik wil er al helemaal niet lang over aan het woord zijn. Maar als ik mensen over de crisis hoor praten denk ik vaak: wat bedoel je dan met migratie? Daar zijn al zoveel definities van. Ik wil vooral vragen stellen.”

In je show spreek jij je ook niet duidelijk uit over de thema’s die je behandelt.

„Nee. Ik vind dat zo’n platitude. Ik geloof dat mensen die naar een voorstelling komen geen lesje hoeven in hoe de wereld in elkaar zit. Ik ga niet in een voorstelling zeggen: ‘We moeten dit. We moeten dat.’ Dat is best een arrogante houding.”

Maar dat soort ‘We moeten meer dit-cabaret’ wordt wel gemaakt. Je zou daarvoor kunnen kiezen.

„De klassieke manier van cabaret maken is dat cabaretiers wat stellen en dan gaan ze vervolgens antwoorden geven. Zo van, we zijn met z’n allen dit aan het doen. Ik heb daar een beetje moeite mee. Dan denk ik ‘we’? Al je alarmbellen moeten gaan rinkelen als iemand dat zegt.”

„Ik vind het juist leuk om vast te lopen in het stellen dat iets zo is. Midden in een zin al. Te zeggen: ‘We, nou ja we, sommige mensen, bepaalde mensen, of nou ja, iemand in mijn omgeving.’ Dat is in Theater Toomler ontstaan. Ik wilde iets zeggen, maar was zenuwachtig en het lukte me gewoon niet om een zin af te maken. Op een gegeven moment zei ik tegen het publiek: ‘Er komt uiteindelijk wel echt een werkwoord’. Mensen in de zaal moesten daar hard om lachen.

Later: „Aan het einde van mijn show probeer ik overigens toch wel tegen mensen te zeggen: kom, ga met mij mee. Want we gaan het helemaal anders doen. Dit werkt allemaal niet meer. De aarde gaat eraan. We zijn met steeds meer. Ga met mij mee, ik leid je de weg.”

Je hebt nu al een aantal keer in het interview iets gezegd en dat vervolgens gerelativeerd. Waarom?

„Als ik iets zeg dan denk ik daarna: Nou, nou, tut tut tut, ho ho. Is dat echt zo? Er zitten meer kanten aan.”

Welke ‘mits’ of ‘maar’ plaats je zodat jij toch wel kan zeggen: kom, ga met me mee?

„Door hoe ik er bijvoorbeeld op dat moment uitzie, een figuur die niet bestaat. En ik speel daarnaast de hele show ook een verwarde vrouw die het ook eigenlijk niet weet. Die zegt dat ze een speech gaat houden over het klimaat maar niet eens een zin kan afmaken. Ik hoop dat mensen aan het einde van de voorstelling denken: nou, misschien ga ik wel met haar mee want haar oproep is beyond arrogant. Het is namelijk raar en verwarrend.”

Kleed je je daarom expres zo aan het einde van de voorstellingen? Zodat je deze dingen wel kan zeggen, zonder arrogant te zijn?

„Nou, daar heb je me. Ik denk dat ik met het klimmen der jaren en door het moeder zijn ben gaan lijden aan dat ik steeds beter denk te weten hoe alles moet. Dat ik de neiging heb, en ik doe dat ook daadwerkelijk, om te zeggen: je moet effe met die hond….” Ze lacht hard. „Ik denk dan: het is zo ver, het is gebeurd, ik ben mijn moeder geworden. Of nog erger dan dat. Want ik ben dus echt naar die vrouw met die hond toegegaan. Ze liep enorm tegen het beest te brullen. Ik heb gezegd: ‘Volgens mij moet u het niet zo doen. Nu bent u afhankelijk van de hond en volgens mij moet het andersom zijn.’ Zij boos natuurlijk. (Zet Amsterdams accent op): ‘Nou dat bepaal ik zelf wel.’” Lachend: „Dan denk ik, kijk nou wat er gebeurd is Sanneke Wallis de Vries. Je bent een ouwe taart die tegen de overgang aanhikt en die de hele tijd adviezen aan mensen wil geven.”

Als ik jou zie heb ik het idee dat je je leven met een opgetrokken wenkbrauw bekijkt. Alsof je continu denkt: waar zijn we nou mee bezig?

„Dat is precies de goede vraag ja: wat zijn we in nou aan het doen? Dat past bij mijn Friese aard, maar die neiging is denk ik ook zo gegroeid door het vak. Als cabaretier is het belangrijk om de onzin van de zin te scheiden. Daar zit de grap. Ik geef ook les in comedy en ik zeg vaak tegen die studenten: leef gewoon je leven, maar neem altijd een schrijfblok mee en schrijf daar de dingen op die je maar raar vindt. Dat levert vaak interessante invalshoeken op voor theater.”

Later: „Kijk het is ook makkelijk, dingen onzin vinden, langs de zijlijn wat roepen. Ik ben getrouwd met een cameraman. Die is helemaal beschouwend. Als we samen tv kijken zeggen we nu vaak subtiel over iemand die duidelijk ouder is geworden: jeetje die is ook geen twintig meer. We bedoelen dan: jezus wat is die oud geworden. Maar ik weet zelf ook: het is een kwetsbare positie om ondervraagd te worden. Trek je net een gek gezicht, zeggen honderd mensen op Twitter: wat heeft die een varkenskop.”

Je relativering en het feit dat je veel dingen onzin vindt, zorgen er wel voor dat…

„…je mijn kern niet te pakken krijgt.”

Inderdaad. Een vriendin van jou zei: ik heb er ook wel 32 jaar over gedaan om haar te leren kennen.

Sarcastisch: „Ja dat kan een aantal dingen betekenen. Of ik ben heel veelzijdig, een homo universalis. Of dit is wie ik ben.”

Maar herken je het?

„Ik herken het zeker. Ik hoor vaak van mensen: ik dacht dat jij zo gesloten was, chagrijnig, niet geïnteresseerd, maar je valt eigenlijk heel erg mee. Tja. Wat moet ik daarmee?

„Ik vind het ook raar van jullie allemaal. Dat jullie me moeten doorgronden of zo. Waarom? Ik kom hier heel aardig opdagen. Ik laat een voorstelling zien. Ik probeer echt een serieus gesprek te voeren. Dit is dus gewoon wie ik ben. Ik ben een keer gevraagd om mee te doen aan een artikel van Opzij eind jaren negentig. Het klonk wel oké. Maar toen ik werd gebeld ging die journaliste me allemaal vragen stellen over mijn lievelingsdingen. Ik vroeg op een gegeven moment: ‘Waar gaat dit heen? Al zou ik zeggen; mijn lievelingseten is pizza, wat ga je ermee doen?’ Ik heb uiteindelijk opgehangen. Ja, het is toch de Tina niet.”

Waarom?

„Kijk, ik hou er inderdaad niet van om mezelf vast te pinnen. Maar dan denk ik tegelijkertijd wel, nu heb je me dus. Dat ik geïrriteerd word door dit soort vragen, zegt wel echt wat over mij. Goed geïnterviewd worden is ook een sport. Sommige mensen laten zich naar de slachtbank leiden en geven gedwee antwoord en gaan dan weer weg.”

Met wat voor intentie ging je dit interview in?

„Oké, dan ga ik de beker maar helemaal leegdrinken. Ik wil ook dat mensen naar mijn voorstelling komen dus ik hoop dat ik leuk uit de verf kom. Ik ga volgende week [opname was eind februari] naar OP1. Dan denk ik vooraf: ik hoop dat ik grappig ben. Dat mensen denken, wat een leuke vrouw eigenlijk, ik ga kijken wanneer ze speelt. Ik ga er niet heen om politiek degelijke opmerkingen te maken. Laatst was ik op de radio bij Gijs 2.0 en hij vroeg: waar gaat je voorstelling over? Dat vind ik dan zo’n moeilijke vraag. Mijn voorstelling is een belevenis, met dans, liedjes, bewegingen, klanken en natuurlijk ook grappen, anders is het geen cabaret. Maar ja, hoe breng je dat over? Ik zit ook nog in het maakproces, dan kan ik nog zo slecht op mijn show reflecteren.”

Laat ik de vraag anders stellen: hoe wil je dat mensen de zaal verlaten?

„Als ik iets wil zeggen dan is het iets als. Nou. Je kan echt meer bewerkstelligen in je eigen leven dan je denkt. Je hoeft niet vast te zitten, misschien zeg ik meer tegen mezelf hoor, in de voorstelling, maar je kan… Kijk de structuren waarin we leven.” Stilte.

Komt er nog een werkwoord?

Lachend: „Jeetje. Ik denk dat je mij moeilijk kan grijpen omdat ik blijkbaar een hele voorstelling moet maken om te zeggen wat ik bedoel.”

Interview cabaretier Kees van Amstel: ‘Ik kan niets. Ik moet van deze aarde af. Waarom ben ik artiest’

Kees van Amstel begon pas eind dertig met cabaret. Te laat, denkt hij. Al lijkt de parttime leraar nu op zijn 54ste door te gaan breken. „Ik had als leraar alles in de vingers maar op het podium werd ik zo ontzettend onzeker.”

Hij heeft het vaker gehoord, verzucht Kees van Amstel (54). Hij ziet er inderdaad uit als een typische leraar, dokter of ambtenaar. „Cabaretier Johan Goossens zei ooit: daar komt de hoofdboekhouder aan.” Van Amstel vertrekt even met zijn gezicht. „Dat is niet leuk om te horen. Maar ik kan hem niet ongelijk geven. Je wilt het niet zijn, maar je hoofd verander je niet.”

Bij het satirische tv-programma Klikbeet maken ze gretig gebruik van zijn uiterlijk. Van Amstel speelt geregeld de saaie burgersukkel, al stopt hij de rollen wel vol opgekropte seksuele verlangens, woede-uitbarstingen of totaal hysterisch verdriet.

Zo ver van zijn eigen leven staan die rollen van Klikbeet niet. Kees van Amstel is werkelijk twee dagen per week leraar en heeft daarnaast ook een rauwere, maar niet Klikbeet-geflipte rand. „Ik ben ooit een keer meegegaan met Ajax-supporters naar Groningen. Kom ik in dat stadion toch in een totale sloop terecht. Een jongen achter me schreeuwde: jij daar, trekken aan dat rek. Ik dacht eerst: nee, dat doe ik niet. Maar ik kon niet terug, anders werd ik zelf in elkaar geslagen. Stond ik daar aan dat hek te trekken.” Met een zacht Mr. Bean-stemmetje: „Joduuuh joduuh joduuh. Ondertussen zoomde de NOS-camera vol op mijn gezicht in. Ik dacht, goh dit zullen mijn leerlingen leuk vinden.”

Over het spanningsveld tussen een rustig leventje en zijn avontuurlijke kant gaat zijn nieuwe voorstelling: Een bang jongetje dat hele enge dingen doet.

Waarom ging je mee met die Ajax-supporters?

„Hoe noem je het als je geen keuze kan maken omdat je bang bent om die keuze te maken? …Fear of missing out. Ik wil bijzondere dingen ervaren, dingen meemaken. Ik ben jarenlang reisleider geweest. Dan beleef je ook de idiootste dingen.”

Je was leraar, eind dertig en ging opeens als comedian op een podium staan. Is dat hetzelfde?

„Dat weet ik eigenlijk nog steeds niet. Ik had comedy in Londen gezien en dacht: dit wil ik ook. Vlak daarna was ik met vrienden bij het casino en we stonden bij de roulettetafel. Ik zei: als hij op één valt, dan ga ik ook ooit ergens optreden. Die roulette draaide en ja hoor, hij kwam terecht bij de één. Nee nee nee zei ik, laf dat ik was, als hij nog een keer op één komt dan ga ik echt optreden. Je raadt het al, weer op een één. Ik kon niet meer terug.

„Het eerste optreden ging eigenlijk wel goed. Mijn relatie was net uit en daar ging ik over tekeer op het podium. Na een paar optredens vroegen ze bij Comedytrain of ik auditie wilde doen. Ze zeiden daar: je wordt het niet, er doen ook ervaren mensen mee, maar dan krijg je te horen wat je niet goed doet en dat is nuttig. Dat vond ik een heerlijke positie, ik had niets te verliezen. Stond de dag na de auditie Raoul Heertje opeens op mijn voicemail: ‘Ja ik ga het gewoon zeggen: je bent aangenomen.’ Ik heb hem geschrokken teruggebeld: ik heb een volledige baan als leraar, ik weet niet of ik dit wel wil. Hij reageerde boos: vind je het leuk of niet? Als je het leuk vindt, dan tot in september.”

Wat heb je geleerd bij Comedytrain?

„Bij Toomler deed ik in het begin vooral korte stukjes met grappen. Je trekt een soort sprint. Grapjes zijn leuk, ze zijn de koekjes voor je publiek, maar de verhalen beklijven. Daar kwam ik na jaren pas achter. Elk jaar ga ik naar België waar ik een cursus volg bij een Belgische regisseur. De eerste keer dat ik daar was zei hij [Van Amstel doet een Vlaams accent na]: ‘We gaan eerst praten. Niet over koetjes en kalfjes, maar over het grootste trauma in je leven.’ En ineens ga ik vertellen, een verhaal dat ik bijna niemand had verteld. Dat ik een vriendin had. We woonden samen. Ze is zwanger. We hadden feest gevierd, yes we gaan het doen. Ik was in euforie. Ik zei: ik ga een ander huis kopen, waar moet de wieg staan, zal ik een dag minder gaan werken? Na een maand kwam ik thuis, ze zat op de bank en zei: ik heb het weg laten halen.

„Dat verhaal had ik alleen aan een vriend verteld. Mijn ouders wisten nergens van. Maar ik moest het van die regisseur aan een groot publiek vertellen. Aan het einde kwam er een man naar me toe, [Vlaams accent]: ‘Dat verhaal snijdt door mijn keel, dat is geen kunst meneer. Ik heb pijn, jah.’ Dat was voor mij wel een realisatie wat verhalen kunnen doen in het theater.

„Ik heb dit verhaal uiteindelijk ook in mijn eerste solo verteld. Ik weet nog goed dat mijn moeder na afloop naar me toe kwam: ‘Kees wanneer kom je bij ons eten? En je vader en ik willen graag weten, wat fictie en werkelijkheid is in voorstelling.’”

Waarom had je het niet eerder verteld?

„Ik dacht echt: dit gaan ze zo verschrikkelijk vinden. Dit is wat mijn moeder zo graag wil. Misschien dacht ik, onbewust, ik heb dit nog nooit uitgesproken, ze doet dat meisje wat aan. En misschien was het ook een soort schaamte.

„Ik leerde trouwens bij Comedytrain ook veel over mijn karakter. Als docent was ik redelijk zeker van mezelf. Ik was iemand: zat in landelijke leerplancommissies, had een schoolboek geschreven. Ik had de onderwijswereld in de vingers. Lastige klas, leuke klas, het maakte niet uit. Maar op dat podium werd ik zo ontzettend onzeker. Mijn eerste avond stond ik met Najib Amhali, Marc-Marie Huijbregts en Eric van Sauers in de line-up. Ik dacht, ze zijn gek bij Comedytrain. Ik kwam maar met zes minuten aan grapjes. Ik was zo nerveus. Ze vroegen me: ‘Ben je zenuwachtig, dan moet je buiten gaan kijken.’ Daar stond Marc-Marie Huijbregts van de zenuwen over te geven. Blijkbaar hoort het ook wel bij het vak van comedian. Artiesten zijn fijngevoelig. Je wilt niet falen en bij stand-upcomedy is het wel meteen duidelijk wanneer je faalt: als het publiek niet lacht. Als dan twee grappen niet werken denken mensen: hé, het clowntje is stuk.

„Natuurlijk gingen optredens ook niet goed. Vroeger verprutste ik het te vaak. In plaats van dat ik de tijd nam en rustig nadacht over wat ik ging doen, keek ik naar het publiek ken dacht: o, wat erg, deze mensen gaan mij niet leuk vinden. Uit paniek ging ik dan iets anders doen en dat viel dan helemaal verkeerd. Dan dacht ik: zie je nou, ik kan niets. Ik moet van deze aarde af. Waarom ben ik artiest?”

Als je ouder wordt, word je ook zelfverzekerder, zegt mijn moeder altijd.

„Nou, niet deze jongen. Tim Fransen kwam een tijd geleden naar mij toe en zei [met wat lomere stem]: ‘Ik zag je vaak in Toomler. Ik dacht altijd, jeetje wat is die gozer zelfverzekerd op dat podium. Maar nu ken ik je en weet ik wat voor onzeker wrak je bent.’ Al voel ik me tijdens avondvullende voorstellingen een stuk rustiger, dan hoef ik minder met alleen maar grappen te scoren.

„Maar ik ben recent voor die onzekerheid naar de psycholoog gegaan. Ik heb aan haar gevraagd: ‘Hoe kan iemand die met zoveel liefde is opgevoed, zich zo vaak zo onzeker voelen? Ik mocht alles van mijn ouders en ze stonden altijd klaar voor me. Ik ben niet gepest. Ik had en heb een leuk leven.’”

Wat was de conclusie?

„Ze zei niet zo veel. Na tien sessies wilde ik zo langzamerhand wel weten of het goed ging. ‘Zo werkt het niet’, zei ze dan. Ik heb op een gegeven moment letterlijk gezegd: ‘Ik heb het gevoel dat ik het hier ook niet goed doe.’”

Je werd onzeker van de psycholoog?

„Ja, eigenlijk wel. Conclusie: ik weet het nog steeds niet.

Je bent in 2002 bij Comedytrain gekomen. Het is nu 2019. Toen ik zei dat ik je ging interviewen wisten veel mensen niet wie je was.

„Ik ben te laat begonnen. Als je bekend wilt worden als cabaretier, dan heb je televisie nodig. En bij televisie willen ze jonge mensen. Ik heb vaak meegewerkt aan een pilot en dat ik achteraf te horen kreeg dat ik te oud was voor de doelgroep.”

Hoe gaan we als maatschappij om met ouderdom?

„Bij televisieprogramma’s maak je geen schijn van kans als je ouder bent dan 49. Alleen jong is interessant. Het is om moedeloos van te worden.”

Je bent 54, wil je nog steeds kinderen?

„Het is lang een van mijn grootste verlangens geweest. Maar ik vind mezelf nu te oud. Het verdriet is ook minder geworden. Ik vraag mezelf ook wel eens af: is dit ook de fear of missing out? Wil ik echt een kind? Zo’n kind neemt je hele leven over. Ik weet niet eens of ik de tijd terug had willen draaien. Ik ben gaan optreden omdat die relatie na die abortus is gestrand. Dat was mijn materiaal. En als ik een kind had gehad, had ik geen tijd gehad om in vieze kroegen te staan. Dan had ik luiers moeten verschonen. Ik heb nu een rijker leven. Die malle artiesten nemen me mee in een andere wereld. Ik heb andere boeken gelezen en heb scherpere gesprekken. Misschien als ik vader was geworden en enkel leraar was gebleven, dat ik in totaal gelukkiger zou zijn, maar ik zou ook een saaier leven hebben.”

Dan zou jouw avontuurlijke kant geen plek krijgen?

„Ja. Die spanning en die ontlading, het applaus van het publiek, het gevoel dat een voorstelling gaat lukken, dat is fantastisch. Daarom sta ik op het podium, denk ik.”

Interview Alex Klaasen: ‘Ik moet me als homo nu verdedigen in onze maatschappij’

De angst om uit de kast te komen was heel groot in de tienerjaren van Alex Klaasen. In het theater maakt hij typetjes over wat hem bezighoudt. „Ik schrok van hoe geëngageerd ik was.”

Wat Alex Klaasen naast ‘grappig’ en ‘hilarisch’ het vaakst te horen krijgt over zijn show Showponies? Nichterig. „Mensen zeggen dan eigenlijk: ik vond het heel leuk, maar wat ik minder vond, was dat het over homoseksualiteit ging. Maar daar gáát het juist over.”

In zijn nieuwe show Showponies is homoseksualiteit en hoe een samenleving ermee omgaat een belangrijk onderwerp – iets wat deze week weer aan de oppervlakte kwam na uitspraken van Johan Derksen bij voetbalpraatprogramma Veronica Inside. Klaasen werd met de voorstelling genomineerd voor de Poelifinario in de categorie ‘entertainment’. In Showponies schuwt hij maatschappijkritiek niet, al doet hij dat verhuld.

In het verleden heb je in veel interviews gezegd dat je blij bent dat je geen geëngageerd theater hoeft te maken. Maar deze voorstelling is stiekem heel geëngageerd. Je zegt eigenlijk: deze maatschappij gaat hypocriet om met homoseksualiteit.

„Ik ben tijdens het maken ook geschrokken. Ik was veel geëngageerder dan ik dacht.”

Waarom schrok je daarvan?

„Ik denk nooit: hier ben ik boos over en ik ga daar nu over schrijven. Ik maak gewoon typetjes en realiseer me later wat me bezig heeft gehouden. Zelfs in het dagelijks leven werkt het voor mij sneller als ik even een typetje doe. Ik vind het soms moeilijk om dingen te verwoorden en dan weet ik: als ik een vrouw nadoe, dan is het duidelijk wat ik ergens van vind.

Ik zal daarnaast nooit op een podium als Alex Klaasen zeggen: ik vind dit stom. Ik laat personages juist dingen zeggen waar ik me aan erger. Er zit in Showponies een scène in een bruidswinkel waarin ik als verkoper twee vrouwen help die samen gaan trouwen. Ik blijf de vrouw met korte haren consequent benaderen als ‘het mannetje’. Misschien dat mensen in het publiek dan denken over zichzelf: het is eigenlijk wel irritant als ik dat doe.”

Wat je maakt is een spiegel?

„Ja. Ik was vorig jaar veel bezig met identiteit en homoseksualiteit, bijvoorbeeld door dat gedoe met Johan Derksen over die transgender. En deze week heeft hij zich ook weer over homo’s uitgelaten. Ik vind het gevaarlijk als hij dat soort dingen zegt. Misschien zit er wel een jonge homo of transgender met zijn vader te kijken. Stel dat die vader heel erg lacht om Johan Derksen. Dat is misschien wel een reden dat die puber zelfmoord pleegt.”

Raakt dat je persoonlijk?

„Heel erg. Ik ben zelf als 14-jarige doodongelukkig geweest omdat ik mijn homoseksualiteit niet kon vrijlaten. De angst om uit de kast te komen was heel groot. Ik vond het verschrikkelijk. Terwijl mijn ouders daar heel goed op gereageerd hebben.”

Wat is dan die angst? Om teleur te stellen?

„Nee, dat ze zich van je afkeren. Wat is als kind erger dan als je ouders zich van je afkeren?”

Je vertelt in elk interview dat je een liefdevolle familie had. Waarom durfde je het dan niet te vertellen?

„Door de maatschappij. Het is niet geaccepteerd en dat weet je als puber. Je moet oké worden met iets waarvan je voelt dat veel mensen het niet oké vinden. We leven echt in een heteronormatieve samenleving. ‘Homo’ wordt nog steeds als scheldwoord gebruikt. Elke keer dat een jonge homo het woord ‘homo’ in een verkeerde context hoort, doet dat pijn. Je kan als jonge jongen niet anders dan concluderen: ik mag niet zo zijn. Mensen realiseren zich niet dat kinderen, als ze erachter komen dat ze homo zijn, zich totaal onthecht voelen van de hele samenleving. Het maakt niet uit welke omgeving je komt, je moet altijd over een drempel heen omdat je je ouders moet vertellen dat je iets anders bent dan zij verwacht hadden.”

Ik dacht voordat ik de voorstelling zag: ik ga niets vragen over uit de kast komen. Ik wil niet de aandacht vestigen op iets wat normaal gevonden moet worden. Totdat ik de voorstelling zag.

„Maar we moeten er juist wel spotlights op zetten. De andere kant, de mensen die aanvallen, worden steeds uitgesprokener. Ik had begin dit jaar op Instagram na de uitspraak van Johan Derksen over transgenders een foto gepost met een dragqueen. Daarbij stond: „een stel bange heteromannen die zich geïntimideerd voelen omdat de wereld verandert. Daardoor meppen ze om zich heen.” Veel mensen reageerden met: „stel je niet aan, je moet niet zulke lange tenen hebben.” Dat zouden mensen vroeger nooit gezegd hebben. Dat is de erfenis van sociale media.”

Heb je het idee dat je je steeds vaker moet verdedigen?

„Ja. Tien jaar geleden had ik nooit het idee dat ik me hoefde te verdedigen, inmiddels weet ik dat dat wel moet. Deze zomer heb ik mezelf voor het eerst in mijn leven bedreigd gevoeld. Ik fietste terug van een feest, om half vijf ’s nachts. Er fietsten twee jongens voor mij. Ik haalde ze in. Twintig meter later haalden ze mij weer in en gingen ze langzaam rijden. Ze zeiden niets, hadden een rare blik in hun ogen en gingen voor me fietsen. Ik wist: dit is niet goed. Toen heb ik heel snel mijn stuur omgegooid, ben ik rechtsaf geslagen en de singel op gefietst. Ze zijn me gelukkig niet achterna gegaan, maar als ik langzamer was gaan fietsen of als ik was gestopt dan hadden ze me zeker tegen de grond geslagen. Ik had dit ook nog nooit meegemaakt. Mensen denken dat de dreiging niet groter is geworden in de maatschappij, maar dat is wel zo. Iedere homo is daarom altijd op zijn hoede.”

Een heftig verhaal, maar hoe weet je dat het met je homoseksualiteit te maken heeft?

„Volgens mij zien mensen het aan mij, mensen doen mij ook weleens na. Vooral mijn stem. Dan gaan ze hoger praten. Dan denk ik: wat wil je nou precies zeggen? Dat ik nichterig praat?”

Het gesprek gaat verder. Vrolijk. Het lijkt misschien alsof Alex Klaasen alleen maar fel is, maar de voorstelling is dolkomisch.

Heb je de lach nodig?

„Ja, een lach is een bevestiging, een lach is veilig. Vorig jaar speelde ik een serieuze film. Niemand van de crew reageerde. Het maakte me onzeker. Bij Gooische vrouwen lukte het me de hele crew aan het lachen te krijgen. Dan wist ik: het is goed wat ik doe. Comedy is heel erg mijn comfortzone. Ik vind het lekker als er grap in een scène zit.”

Ik begreep dat je daar ook commentaar op kreeg vroeger.

„Ik vond en vind serieus acteren moeilijk. Ik schoot vrij vaak in een parodie omdat me dat goed afging. Maar op een gegeven moment had ik Joost Prinsen als leraar op de toneelschool en die zei: ja, we weten dat je goed kunt zingen en parodiëren, maar vertel eens gewoon een verhaal. Joost was heel hard, die kon niet veel met mij. Hij zei: over tien jaar ben je vast heel goed maar nu moet je helemaal bij nul beginnen. Ik hoorde toen: je kan eigenlijk niets. Dat heeft lang nagedreund.

Ik heb daar heel veel van geleerd hoor maar ik ben nu wel een beetje klaar met dat gezeik dat mensen jaren zeggen: leuk al die typetjes maar wanneer gaan we de echte Alex Klaasen zien? Die is er altijd geweest. Als je goed kijkt, zie je die door de typetjes heen. Mijn mening, mijn ontroering. Daar gaat deze show ook over.”

Gezeik?

„Ja. Waarom denk je dat je iets niet ziet omdat ik een pruik op heb of jurk aan heb? Sterker nog, ik kan juist meer mezelf zijn met een pruik op. Vorig jaar zomer speelde ik in DeLaMar met zomercabaret een dragqueen. Een oud-klasgenootje van mij zei: jeetje ik heb je nog nooit zo kwetsbaar gezien. Toen viel bij mij het kwartje. Als ik heel erg veel aantrek, lange wimpers opdoe en mezelf opmaak, dan kom ik blijkbaar tot een kern waarin ik dus heel kwetsbaar durf te zijn. Mijn regisseur zegt dat ook: „Alex heeft kleding, een masker en een pruik nodig om iets te kunnen laten zien, iets te zeggen.” Verhullen om te kunnen onthullen. Ik denk dat mensen die kwetsbare kant van mij niet vaak hebben gezien. In Showponies zit de hele Alex Klaasen.”

Je hebt de lach nodig als bevestiging, houdt ervan om jezelf te verhullen en je zegt dat je als homoseksueel oké moet worden met wie je bent. Ik vraag me dan af: heb jij je homoseksualiteit al geaccepteerd?

„Ja. Ik heb me door mijn homoseksualiteit ook ontwikkeld tot wie ik ben. Ik zag ooit een documentaire over homoseksualiteit. Daar zei iemand dat homoseksuelen omdat ze zo op hun hoede zijn, heel goed om zich heen kijken, daardoor goed mensen kunnen lezen, fantasievol zijn en dingen in perspectief kunnen plaatsen. Dat heb je allemaal nodig om typetjes te kunnen spelen en het theater te maken dat ik maak.”

Interview Pia Douwes: ‘Tijdens die burn-out dacht ik: nu is het voorbij’

Musicalster Pia Douwes speelt deze zomer voor de achtste keer Elisabeth. Vorig jaar kreeg ze een burn-out. „Mijn lichaam kon niet meer. Niet iedereen heeft daar even goed op gereageerd.”

Tijdens de fotosessie op Paleis Soestdijk fluistert Pia Douwes naar de communicatie-adviseur van Stage Entertainment: „Ik moet tussendoor eigenlijk even mijn tekst leren. Ik heb volgende week première.”

Pia Douwes heeft het druk. Douwes heeft het altijd druk. Ze staat in Wenen in Ein Wenig Farbe, een kleine musical over een transgender. Tussendoor vliegt ze even terug voor de perspresentaties van Elisabeth in Concert (juni) en The Addams Family (komend seizoen) en om haar ouders te verzorgen. Vlak voor het interview blijkt dat ze toch maar veertig minuten heeft voor het gesprek. Haar ouders hebben plotseling een belangrijke zorgafspraak. „Zullen we de rest maar bellend doen?”

In juni speelt ze vijftien avonden keizerin Elisabeth en loopt ze vanuit de hal van Paleis Soestdijk de marmeren trappen af, de paleistuinen in, waar het publiek zit opgesteld. In 1992 creëerde ze de rol in Wenen. Vierhonderd meisjes deden auditie voor één van de belangrijkste historische figuren uit de Oostenrijkse geschiedenis, de 28-jarige Nederlandse Douwes werd het. De titelsong, Mijn leven is van mij, gezongen door Douwes, werd een klassieker.

Ben je Elisabeth niet zat? Je hebt haar zo vaak gespeeld.

Resoluut: „Nee. Ze stond eerst tegenover me en nu zit ze in me. Ik begrijp haar steeds beter. Omdat ik ouder ben geworden, maar ook omdat ik op haar lijk. Ze was depressief, die neiging had ik ook. Ze had een talenknobbel, net als ik. Ze hield van de natuur, honden en van reizen. Alleen leef ik in een andere tijd waarin je als vrouw in Nederland veel meer ruimte krijgt. Elisabeths ambities en depressies werden niet begrepen en ze is daarom verhard.

„Daarnaast, vroeger moest ik moeite doen om de oudere Elisabeth geloofwaardig neer te zetten, nu is het meisje een uitdaging. Ik probeer dat lichtvoetige van een tiener te pakken in mijn bewegingen en mijn stem zacht te kleuren. Mensen zeggen dat het me nog steeds lukt. Je moet overigens wel enige afstand houden, anders zie je een 53-jarige met rimpels die een 16-jarige speelt.” Ze lacht hard.

De veertig minuten gaan snel. Twee weken later zit ze voor haar laptop op de bank in Wenen. Naast haar ligt haar maatje Sansa, een Bosnische straathond. Ze slaapt. Sansa gaat overal mee naartoe. Ook naar het theater. „Ik laat dat in mijn contract zetten. Een keer mocht ze niet mee, toen heb ik gezegd, sorry, maar dan kan ik niet spelen.”

Grappig. Alle mensen om je heen zeggen dat je zo gedreven bent om dit vak zo goed mogelijk uit te oefenen. Maar dan is er een hond en die is belangrijker.

„Het is een bewuste keuze. Dit vak vraagt veel, op de momenten dat iedereen vrij is, in weekenden en op feestdagen, speel je. Relaties onderhouden gaat moeilijk, veel huwelijksfeesten heb ik gemist.

„Toch ben ik altijd op zoek naar verbinding. Heel vroeger maakte ik na elke productie een fotocollage voor al mijn collega’s. In mijn vrije tijd zocht ik vrienden uit het vak op in het buitenland om ze daar te zien optreden. Vakantie had ik nauwelijks, die dagen ging daaraan op. Met kerst schreef ik iedereen een kerstkaart. Totdat ik erachter kwam dat bijna niemand terugschreef, dat iedereen met zijn eigen leven bezig was. Dat vond ik eerst pijnlijk maar daarna begreep ik het. Iedereen heeft zijn eigen leven.

„Nu ik ouder word, maak ik andere keuzes. Ik waardeer de mensen die echt dichtbij mij staan. Het huwelijksfeest van mijn ouders wil ik nu voor geen goud missen. Producties gaan voorbij, roem gaat voorbij, het enige wat overblijft zijn relaties en die kan je alleen aangaan met levende wezens. Ik ben veel alleen. Een hond brengt gezelligheid in huis. Ze is, met mijn ouders, mijn gezinnetje.”

In de documentaire ‘Mijn leven is van mij’ van Emma Westermann, die volgende week in première gaat, is te zien hoe Pia Douwes als musicalster al 32 jaar de wereld overvliegt, van productie naar productie. Dat eiste zijn tol, vorig jaar kreeg ze een burn-out. In de film zegt ze: „Ik zag het niet aankomen.”

Douwes: „Ik doe dit al 32 jaar en het gaat al 32 jaar goed. Het harde werken was niet het probleem.”

Heb je er wat van geleerd?

„Nou, ik plan mijn agenda nog beter en luister naar de signalen van mijn lichaam. Maar ik werk wel weer hard. Dat komt omdat mijn burn-out een combinatie van factoren was. Ik was opeens mantelzorger voor mijn ouders en zat zelf in de menopauze. Vooral dat laatste heeft bij mij pittige gevolgen gehad. Ik had last van extreme migraine, maar ik wist niet dat het door de overgang kwam, ik zat daar namelijk al een paar jaar in. Bij Rebecca in 2012 stond ik al met opvliegers achter de schermen.”

Speelde je altijd door?

„Ja. Je moet wel, the show must go on. Maar daar denk je niet over na. Dit vak is topsport. Als een topsporter honderd meter moet rennen kan ze niet nadenken over een opvlieger, ongesteldheid, buikpijn of iemand die overleden is. Ze moet.”

Het verschil is dat topsporters stoppen rond hun 30e. Jij bent 53.

„Dat is zo. Natuurlijk wordt het vermoeiender. Ik spring niet meer zo kwiek uit bed als vroeger na een voorstelling.

„Wat ook meespeelde, was dat ik meer druk voelde omdat ik als zelfstandige aan de slag moest. Stage Entertainment werd overgenomen en alle vaste contracten werden stopgezet. Voor het bedrijf was dat goed, je hebt niet altijd dezelfde mensen nodig. Wat moeten ze in The Lion King met Pia Douwes? Het leverde mij ook veel op, ik kreeg de vrijheid terug om andere shows doen. Alleen realiseerde ik me wel dat ik elke maand werk moest hebben. Dat was slikken.”

Jij kon niet stoppen om financiële redenen?

„Dat gevoel had ik. Mensen denken dat ik rijk ben, maar ik zit niet zo goed in de slappe was dat ik maanden niet of minder kan werken.”

Dus je werkte door en brandde op?

„Ik had het niet door. Veel musicalsterren die overwerkt zijn, voelen dat aan hun stem. Mijn stem klonk prima. Maar ik bleef opvliegers houden, had het warm, voelde me benauwd. De menopauze nog steeds, dacht ik. Maar dat waren blijkbaar niet alleen overgangsklachten, ook burn-out verschijnselen.”

Wat merkte je op het podium?

„Ik kon op een gegeven moment sommige nummers niet meer zingen omdat ik geen adem had. Bij twee voorstellingen heb ik gezegd: we moeten dit lied overslaan, het lukt me vandaag niet. Uiteindelijk ging het niet meer. Ik ben voor een voorstelling flauwgevallen. Mijn lichaam was op. Mijn heupen waren zo geblokkeerd dat ik niet meer naar het toilet kon. Ik had dag en nacht migraine. Slikte daar veel medicijnen voor, die mijn lijf alleen maar meer uitputte.”

Toch ben je pas gestopt toen je broer zei: nu kan het niet meer.

„Eigenlijk pas echt toen de dokter zei: mevrouw u moet nu rusten, anders bent u er straks twee jaar uit. Dat wilde ik echt niet.’’

Heb je shows stop moeten zetten?

„Ja.”

(Stilte)

„Het was verschrikkelijk, afschuwelijk. Het voelt alsof ik heb gefaald. Het is erg om te moeten zeggen: ik kan niet meer. Niet iedereen heeft daar even goed op gereageerd. Dat is hard aangekomen. Ik heb het niet expres gedaan.

„Uiteindelijk ben ik naar de neuroloog gegaan. Die vertelde dat migrainepatiënten vaak extra klachten krijgen in de overgang. Ik wist dat niet. Ik ben hormonen gaan slikken waardoor de bonkende hoofdpijn verdween. Zo heeft mijn lichaam kunnen herstellen. Had ik dat maar eerder geweten.”

Neem je het jezelf kwalijk?

„Ja.”

Als ik dit allemaal zo hoor denk ik, is jouw leven wel van jou? Je bent zo bezig met anderen.

„Dat is me wat. Nou misschien was dat lang niet het geval inderdaad. Mijn leven was vooral van anderen. Maar het gaat steeds beter.”

Ik begreep dat je bang was dat dit je carrière zou kosten.

„Ik word ouder, de rollen liggen niet meer voor het oprapen. Ik denk dat het een algemene angst is voor vrouwen vanaf een bepaalde leeftijd. Op mijn 45e had ik een dip. Kan ik het nog? Willen mensen me nog? Tijdens die burn-out dacht ik echt: nu is het voorbij. Gelukkig klopte dat niet.”

Je bent de Pia Douwes, dé musicalster van Nederland. Hoe kan het dat je zo onzeker bent?

„Dat zit in mij. Na een derde repetitieweek denk ik altijd: nu vragen ze zich af of ze niet iemand anders hadden moeten nemen. Bij Ein Wenig Farbe moet ik veertien rollen spelen en dertig pagina’s tekst uit mijn hoofd leren. Ik heb geen tegenspel. Dat is een enorme uitdaging. Ik denk dan altijd: zie je wel, ik kan niet spelen.”

Niet toneelspelen?

„Dat denk ik altijd. Ik kan een beetje leuk zingen, maar echt acteren kan ik niet. Maar goed, ik kan dit denkpatroon inmiddels herkennen. Vroeger dacht ik: wat gebeurt hier? Nu weet ik dat het een proces is en dat het goed komt. Ik heb vooral publiek en licht nodig. Als ik in kostuum op toneel sta, dan ben ik er.”

Een beetje leuk zingen? Jouw kracht is toch je stem?

„Ik vind zelf niet dat ik een mooie stem heb. Men vond mijn stem vroeger schel, metalig. Recensenten hebben er vroeger ook veel kritiek op gegeven en daar werd ik onzeker van. Ik heb geprobeerd met zangles een wat warmere klank te krijgen. Nu ik ouder ben, verdiept mijn stem en krijg ik er meer kleuren bij.

„In Mijn leven is van mij gaat Elisabeth voor zichzelf staan. Dat lied heeft voor mij ook zo gewerkt. Ik begreep dat ik iets speciaals had, een authentieke stem waarin elke vezel van emotie, elke nuance, door kan klinken. Ik heb moeten leren dat dat mijn kracht is.’’

Interview comedian Martijn Koning: ‘Ik word steeds weirder’

Oudejaar Martijn Koning houdt de oudejaarsconference voor RTL4. „De meeste comedians en cabaretiers zijn raar, maar ik ben wel echt weird.”

Na een half uur zegt Martijn Koning (41) sorry. Hij heeft al twee keer uitgehaald in het gesprek. De eerste keer met de opmerking „wat een rare vraag” en de tweede keer met het scherpe „laat me even uitpraten”.

Martijn Koning is een typisch voorbeeld van ‘grote mond, klein hartje’. „Mensen haten mij of lopen met me weg.” Hij is oprecht geïnteresseerd, vertelt tussen neus en lippen door hoe hij zijn geld uitgeeft aan etentjes met familie, een hond voor zijn ouders en pakken voor vrienden en praat met absurde liefde over zijn kat, Kevin Costner, die door het huis vliegt.

Maar Koning heeft niet zijn dag. Hij wordt geïnterviewd over zijn oudejaarsconference op RTL 4 op 31 december, maar dacht dat de afspraak morgen was. De comedian zat in de sportschool toen zijn impresariaat belde, moest naar huis racen, douchen, de deur opendoen in zijn badjas, snel omkleden en tussendoor zijn kat tot de orde roepen die door het huis vloog en draadjes van de koptelefoon aanviel. Het been dat daarachter stond begon direct te bloeden. Koning zit daarom „nogal vol”. „Ik merk dat ik opgefokt ben. Ik had niet verwacht dat ik vandaag een interview zou hebben en had mijn dag anders gepland.” In het interview zal hij vaker uithalen, maar telkens met een grote grijns op zijn gezicht.

Je lijkt prikkelgevoelig.

„Ik hoor en zie alles. Maar dat is denk ik ook waarom ik goed ben met publiek. Ik heb voelsprieten voor aparte mensen en die zeggen vanzelf iets raars. En ik ben echt geïnteresseerd, ik probeer het publiek in zijn waarde te laten. Andere comedians maken grappen ten koste van mensen. Die interactie met het publiek heb ik nodig, dan krijg ik zin om te spelen. Ik wil niet dat optreden gaat voelen als het repeteren van een kunstje. Ik doe elk jaar daarom een nieuwe show en in dat jaar ben ik er eigenlijk al klaar mee.

„Maar die prikkelgevoeligheid zit me ook in de weg. Ik stuur de theaters van tevoren een lijst met regels. Ik eis bijvoorbeeld dat niemand tijdens het optreden naast het podium staat. Technici gaan daar gerust met elkaar praten, bellen, e-mails checken waardoor ik lichtjes zie in mijn ooghoek. Tijdens de voorstelling! Ik wil ook geen bloemen na de show. Want dan staat zo’n meisje van de bar al twintig minuten in de coulissen klaar, helemaal zenuwachtig. Dat zie ik.

„Ik wil vooraf ook niet aangesproken worden, heb mijn kleedkamer op slot. Hoe vaak technici of programmeurs binnenkomen. Terwijl dat fijne momenten zijn om nieuw materiaal te verzinnen. Of ik ben aan het dansen, zit in mijn neus, en dan is het van: ‘En, zin in?’ (Lachend: ) Dat is zo’n stomme vraag. Kan ik niets mee. Ik haat lege vragen en lege gesprekken.

„Maar ik weet ook dat ik zelf steeds weirder word. Echt een beetje een divaatje. Alleen, ik kan niet zomaar, huppakee in de juiste mood schieten voor een goed optreden. Ik moet me goed voorbereiden en heb al mijn concentratie nodig, dan ben ik op mijn best. Ik snap niet waarom ze dat niet begrijpen. We staan toch allemaal in dienst van de avond? Maar na het optreden mag alles. Interviews, filmpjes, selfies. Echt alles.”

Vinden mensen je lastig?

„Ik denk het wel ja, maar mijn voelsprieten zijn heel dom. Subtiele dingen pak ik op: als mensen stiekem een relatie hebben, als mensen liegen. Maar grotere emoties dus niet. Iemand kan op het punt van knakken staan en dan ben ik nog steeds grapjes aan het maken. Zoals laatst. We hebben nu nieuwe comedians in Toomler en sommige zijn echt te slecht. Maar het rooster moet volgemaakt worden, want 70 procent van de leden van Toomler durft niet meer op het podium te staan. Die komen alleen naar vergaderingen en feestjes. Die nieuwe comedians willen feedback hebben na een optreden. Ik zei een van hen: speel anders nog dertig keer en dan wil ik er wel iets over zeggen. Maar nee, er stond in de e-mail dat we feedback zouden geven. Oké nou dan ga ik zeggen wat ik vond. ‘Ik vond het van een bedenkelijk niveau.’ ‘Maar ik heb er de hele week aan gezeten.’ ‘Dat lijkt me sterk want je doet precies hetzelfde als vorige week. Heb je er echt elke dag aan gezeten? Oké dan ben je niet goed genoeg.’ En dan gaan ze huilen. Ik weet niet wat ik dan verkeerd doe, ik probeer nog te waarschuwen.”

De post valt op de mat. Koning vliegt naar de deur en scheurt zijn pakje open. Een zonnebril, ongeveer 7 centimeter breed, model John Lennon, bedoeld voor zijn kat. Koning straalt van oor tot oor. De bril blijft natuurlijk niet zitten. „Ik heb ook nog een kerststrikje voor hem besteld. En die daar.” Hij wijst op witte grote dieren van schuim waar hij met zwarte stiften ware kunstwerken van maakt. Een deel verkoopt hij voor Stichting Orange Babies. „Sinds een week heb ik internetbankieren. Dus nu bestel ik allemaal shit.”

Waarom had je geen internetbankieren?

„Dat deed mijn pa. Ik haat financiën. Ik maak al mijn hele leven geen post open. Ik teken er alleen maar op. Ik heb als zwerver ingeschreven gestaan zodat ik geen brieven meer kreeg. Als je geen post openmaakt, komen er deurwaarders.”

Je had deurwaarders aan je deur? Heb je dan een enorme schuld gehad?

„Ja. Ik heb nog steeds 20.000 euro studieschuld. Een ex had bij DUO alles ingevuld zodat ik gratis geld kreeg. Geld is voor mij niet belangrijk. Ik kan ook niet tegen termen als rente of hypotheekrenteaftrek. Ik schakel dan helemaal uit. Ik praat liever over emoties. Maar ik heb nu wel internetbankieren omdat ik nu alles met mijn duimafdruk kan bestellen en mijn codes niet hoeft te onthouden.”

Je lijkt me moeilijk om mee te leven.

„De meeste comedians en cabaretiers zijn raar, maar ik ben wel echt weird. Een einzelgänger. Ik val altijd buiten groepen, ook op school. Toen ik comedy ontdekte, heb ik me een maand heel erg gelukkig gevoeld, totdat ik erachter kwam dat ik ook binnen de comedywereld een weirdo ben. Dat was een grote teleurstelling.”

Ik luisterde naar de podcast van Pepijn Schoneveld met Raoul Heertje. Daar zegt hij iets over zijn vertrek bij Toomler en dat jij het als een van de weinigen voor hem zou hebben opgenomen.

„Ik heb daar super erge ruzie gehad. Heb comedians verrot gescholden en zij mij. Überhaupt heb ik vaker mot bij Toomler: waarom zouden we een seconde luisteren naar wat een persoon te zeggen heeft als die amper optreedt en niets toevoegt? Ik haat mensen die denken dat ze wat kunnen maar niets weten van het vak. Dat is ook waarom ik lang niet met een regisseur heb gewerkt. Tim Fransen [winnaar Poelifinario 2018, red.] begeleidt mij nu half. Tim is heel grappig, ik hou van hem. Hij mag wel dingen zeggen, bij anderen had ik de samenwerking allang verbroken. Ik heb nul respect voor mensen zonder talent.”

Aan het begin van het gesprek zei je dat je mensen in hun waarde moet laten.

„Nee dat is publiek, dat is anders. Het publiek betaalt. Comedians moeten zich verbaal kunnen verdedigen.”

Heb je ooit spijt van wat je zegt?

„Waarom zou ik daar spijt van hebben? Ik ben niet de oorzaak. Vorige week zou ik met een opdrachtgever iets presenteren. Vlak voor de repetitie hoorde ik opeens dat ik dat toch met iemand anders moest doen. Ik zei: ‘ik ken hem niet, ik ben een einzelgänger, ik vind dat moeilijk. ‘ De man was al een half uur te laat en bleef daarnaast maar over zijn eigen boek praten. Ik probeerde er wat van te maken, zei tegen hem: ik leer je boekje dan wel uit mijn hoofd en dan gaan we lekker improviseren. Maar nee, hij had een script gemaakt en daar moesten we ons aan houden. Hij zei: ‘jij komt op en je kondigt mij aan.’ Ik keek naar de opdrachtgever zo van: wat doe je me aan? Ik heb zo weinig tijd, en dan zadel je me op met zo’n vervelende man. Die vroeg: ‘als er persoonlijke dingen zijn, dan kun je ook duidelijk zijn hè. Toen zei ik: nou ik ga dit niet doen, omdat ik 50 procent van het presentatieduo zo onsympathiek vind en daar geen seconde mee wil werken. Is dat duidelijk genoeg voor je?’ Wat een arrogante lul.”

Je zegt: ik ben niet de oorzaak. Toch kom jij soms ook over als een arrogante lul.

„Jazeker. Dat is ook zo. Soms is het veel beter dingen in te slikken Alleen, vervelende mensen vind ik gewoon vervelend. Maar ik kan ook heel lief zijn. Echt. Bij Toomler bedoel ik het helemaal niet verkeerd. Ik wil mensen niet kwetsen. Ik heb drie broers. We maakten vroeger allemaal keiharde grappen over elkaar en dan was het daarna weer goed. Maar ik merk nu wel dat het bij anderen niet zo werkt.”

Hoe vaak heb je jezelf in de nesten gewerkt door dit soort dingen?

„Duizend keer. Elke keer word ik toch weer gevraagd.” Hij lacht. „Gelukkig.”

Wat is de consequentie van je gedrag?

„Eenzaamheid. Ja. Inmiddels weet ik wel wanneer ik me apart gedraag. Ik heb laatst met Sterre Koning contact gekregen via social media. Het gesprek begon over onze zelfde achternaam. Zij is een zestienjarig meisje, presentatrice, actrice en zangeres en heeft me drie tips gegeven qua sociaal contact met andere mensen. Die probeer ik nu op te volgen.”

Een zestienjarig meisje? Hoe kan het dat jij daar wat van aan wilt nemen?

„Dat snap ik dus ook niet. Nou ja, ze is absurd getalenteerd. Dat is het waarschijnlijk. Die drie regels zijn: 1. Geen kritiek geven. Dat vind ik heel moeilijk, heb ik nu ook al veel te veel gedaan. 2. Je inleven in een ander. Waarom zegt iemand iets? Wat wil iemand van mij? 3. Niet alleen mijn gevoel weg willen zenden. Ik verstuur te vaak e-mails waarin ik al mijn frustraties eruit gooi. Alleen leg ik die dan wel bij een ander neer. Ik probeer nu naar haar tips te leven. Al weet ik ook, ik zal me nooit helemaal conformeren. Dat is ingewikkeld want ik wil ook gewoon die leuke gast zijn. Maar ik kan me gewoon niet volledig aanpassen.”

Jochem Myjer is niet meer alleen maar die vrolijke stuiterbal

Cabaret Jochem Myjer keek de dood in de ogen, vocht keihard voor zijn herstel en staat nu 36 keer in Carré. Wat verklaart zijn succes? „Hij is een vechter en een pleaser.”

Een ongeleid projectiel, dat vond de huidige regisseur Jos Thie van Jochem Myjer na het zien van zijn voorstelling Yeee-Haa! (2004). Myjer was in die tijd ook een wervelwind. In het bekendste liedje van de komiek vertelt hij een verhaal over zijn moeder die denkbeeldig rustig ligt te slapen. Op YouTube is te zien hoe Myjer op zijn tenen naar haar toe sluipt en vervolgens headbangend heel hard in haar oor begint te zingen. „Wakker worden, wakker worden, wak-wak-wakker worden.” Hij klikt met zijn tong, schudt zijn schouders in twee seconden acht keer heen en weer en beweegt zijn hoofd hard van links naar rechts. Het is Jochem Myjer ten voeten uit, zijn onuitputtelijke energie is altijd zijn grootste talent geweest. Hij maakte er zelf talloze grappen over.

Vijftien jaar later staat Myjer met zijn zesde show Adem in, Adem uit vanaf 15 januari 36 keer in Carré. Met de voorstelling won de komiek in 2018 de Poelifinario in de categorie ‘entertainment’. Myjer is in Adem in, Adem uit nog steeds een vrolijke energieke stuiterbal. Hij danst op hardrock, doet in de eerste vijftien minuten vol overgave een sla-centrifuge, kettingzaag, cassettebandje en autorem na, lanceert medeklinkers als een katapult uit zijn mond en schiet met zijn mimiek van de ene naar de andere grimas. „Hij doet aan topsport volgens topsporters”, vertelt zijn toneelmeester Ramon Snel. „Phillip Cocu zat in de zaal. Hij zei hem: je speelt twee voetbalhelften en dat drie avonden achter elkaar. Sommige topsporters vragen hem: wat eet jij in de pauze? Ik zou als ik jou was meer eiwitten eten. Om reserves aan te vullen.”

Maar vervlochten tussen de gekke typetjes, carnavalskrakers en energieke dansjes zitten in Adem in, Adem uit ook verstilde momenten. Naar die rust zijn Myjer en zijn regisseur bewust op zoek geweest, al wordt Myjer ook door het noodlot tot rust gedwongen. De komiek ontdekt in 2011 een tumor in zijn nek. Goedaardig, maar de prognoses waren niet positief. Bijna niemand komt ongedeerd uit een dergelijke operatie, concludeerde de Volkskrant in profiel van Myjer: „Een vrouw had hem een mail gestuurd, waaruit bleek dat de tekst was getikt met een penseel in de mond. De rest van haar lichaam was verlamd.” Myjer houdt er ‘enkel’ energieverlies aan over. „Ik had ooit twintig batterijen, nu twee”, vertelt hij in veel interviews.

Het is eigenlijk een bizar verhaal, vindt DJ en schoolvriend Armin van Buuren. „Dat juist iemand die bekendstaat om zijn energie, gepakt wordt op zijn energie.” Van Buuren heeft diep respect voor het revalidatieproces van Myjer. „Als je Jochem ergens om wilt bewonderen, doe dat dan om hoe hard hij heeft gevochten om terug te komen. Het is ontroerend hoe streng hij voor zichzelf is. Hoe hij zichzelf heeft gepijnigd met fysiotherapie en trainingen, hoe moe hij vaak is na een show en toch door beukt.”

Myjer heeft er een bijna ascetisch bestaan voor over om drie keer per week op het podium te knallen. Op een dag waarop hij moet optreden slaapt hij drie keer tussendoor, doet hij aan yoga en zwemmen, gaat hij naar de sauna en houdt hij vast aan een strak ritme op de avond van de show. Om vier uur komt hij het theater binnen. Vijf uur eet hij stipt met zijn crew. Precies een half uur later gaat Myjer slapen op de stretcher die hij heeft meegenomen. Tien voor zeven wordt hij wakker. De soundcheck is van zeven tot kwart over zeven. Tien over half 8 pakt de Leidenaar een touwtje en springt hij zich drie minuten warm. Twee minuten later gaat de zaal open.

Waarom al die moeite? Myjer is niet alleen een vechter, hij is ook een intrinsieke pleaser, vertellen de mensen om hem heen. Een leven zonder het publiek te vermaken, is geen leven voor Myjer. Vilein en scherp zijn, is wat veel cabaretiers nastreven. De Leidenaar niet. Tekenend is de vraag die hij halverwege zijn eerste show aan het publiek stelt: „Willen jullie nog een inhoudelijk maatschappijkritisch politiek geëngageerd saai langdradig kutverhaal horen?”

Volgens de recensie in NRC doet Myjer aan feelgood-cabaret. In Adem in, Adem uit begint hij met een lied dat als refrein heeft: ik heb zo’n zin in de lente. In die show verklaart hij de liefde aan de Nederlandse natuur. Als hij grappen over mensen vertelt, maakt hij er vaak nog een liefdevolle opmerking achteraan. Toneelmeester Snel: „Het kan zijn dat je zijn grappen niet heel leuk vindt, maar zijn optimisme is aanstekelijk. Ik geloof dat mensen dat in deze tijd nodig hebben.”

Voor zijn publiek gaat hij ver. Een scène na zijn show in Groningen op 13 december illustreert dat. Jochem Myjer heeft net Adem in, Adem uit gespeeld in de uitverkochte MartiniPlaza, zijn derde voorstelling die week. De foyer loopt niet leeg, veel mensen staan aan een tafel, vaak zonder drankje. Ze kijken schichtig om zich heen: hij komt toch wel, hij komt immers altijd. De witte deur aan de rechterkant zwaait open, in een blauw T-shirt loopt Myjer uit de artiestenfoyer. Als een zwerm vliegen stuiven kinderen, mannen en vrouwen op hem af. Tien minuten langt deelt de komiek handtekeningen uit aan kinderen. Volwassenen die – vaak gegeneerd – om een foto vragen, omarmt hij lachend.

Een lieve man

Bij elke handtekeningsessie staat naast Myjer, Bob: vriend, chauffeur en kok. In zijn hand heeft Bob een telefoon. Tien minuten krijgt Myjer om zijn fans te spreken, daarna leidt Bob hem weer naar de kleedkamer. „Hij moet soms tegen zichzelf in bescherming worden genomen”, zegt zijn regisseur. „Hij is na drie shows echt bekaf maar zou gerust uit zichzelf nog een uur bij zijn publiek blijven staan.”

Volgens velen is dat de werkelijke reden achter zijn succes. Ontmoet je Jochem Myjer, dan loopt je met hem weg, legt zijn manager Robert-Jan Veen uit. Mensen om hen heen noemen hem „een heel lieve man”, „een fijn mens”, „heel zorgzaam”. Robert-Jan Veen: „In elk theater kent hij de directeur, de secretaresse of de koffiejuffrouw, ook nog drie jaar later. Hij heeft echt een groot hart, ik denk dat mensen dat voelen.”

Zijn aimabele uitstraling zorgt er ook voor dat hij heel goede mensen aan zich kan binden. Essentieel voor een cabaretier die niet enkel met een technicus en een regisseur aan zijn show werkt, maar in totaal twintig mensen inhuurt voor zijn voorstelling. Elke discipline – geluid, licht, video – heeft een ontwerper. Daarnaast heeft hij een choreograaf en een regisseur. Snel: „Hij zorgt goed voor zijn mensen: regelt goed eten, aparte hotelkamers, deelt royaal uit en als er iets met je is, vraagt hij daar meteen naar. Tegelijkertijd eist hij perfectie van zijn team, maar mensen willen ook hard voor hem werken.”

Zijn voorstellingen zijn steeds spectaculairder geworden. Myjer is meer uit gaan pakken met lichtshows, projecties en prachtige decors. Zijn vriend Armin van Buuren componeerde de openingstunes. Als schrijver heeft hij zich ook ontwikkeld de afgelopen jaren. Thie: „Hij is een steeds betere verhalenverteller geworden.” Myjer combineert in zijn laatste voorstelling zijn herinneringen aan Texel, aan de cyclus van het leven waar geboorte en de dood een wezenlijk onderdeel van zijn. Uitspraken en scènes uit het begin komen aan het einde van de show terug.

Volgens zijn regisseur zal hij altijd blijven slijpen. Myjer is een perfectionist. Thie: „Hij kan geen mindere voorstelling geven. Hij gaat altijd voor een tien en geeft echt alles.” Juist daarom omringt hij zich met kritische mensen. In een podcast met Maaike Ouboter vertelt Myjer dat zijn huidige creatieve team niet echt onder de indruk was toen ze hem jaren geleden voor het eerst zagen in Carré. „Het dak ging eraf die avond. Maar na afloop stonden wat ontwerpers zuchtend bij elkaar. Vonden jullie het leuk, vroeg ik. Ze zeiden: jij hebt talent, maar voor de rest is het amateuristisch. Mijn manager zei: met die lui gaan we niet werken. Ik heb toen gezegd, met die lui gaan we juist wel werken.”

Ook kritische recensenten vraagt hij om extra commentaar. Hij is met zijn regisseur Jos Thie gaan werken, ook al twijfelde die erg aan de samenwerking. „Ik deed geen cabaret en ik vond hem dus een stuiterbal. Maar mijn kinderen waren zo enthousiast over hem dat ik dacht; deze man moet een fenomeen zijn.”

En dat is hij. 36 keer Carré doen niet veel mensen hem na. Thie: „Al zal hij gesloopt zijn als het voorbij is.”