Hoe ik leerde omgaan met somberheid over het klimaat

Bij een psycholoog leerde Anouk Kragtwijk omgaan met haar somberheid over het klimaat. Die gaf haar handvatten voor haar emoties. Haar huiswerk zou voor iedereen goed zijn.

Het had niet eens direct met de gevolgen van klimaatverandering te maken. De bomen iets verderop in onze straat moesten worden gekapt, want ze zaten in de riolering. Ik had de gemeente twee keer gebeld met de vraag of er geen andere oplossing was, het waren immers gezonde iepen. Maar nee, de pijpleidingen waren al tig keer vervangen, die bomen moesten om.

Begin augustus schreef ik een stuk voor NRC over Glennis Grace toen ik hoorde hoe verderop in de straat een kettingzaag werd aangezet. Een stam viel kermend op de grond. Ik deed snel mijn oordoppen in. Toch hoorde ik luid en duidelijk hoe boom twee ook werd omgezaagd. Ik besloot Glennis Grace door de boxen te laten knallen en keihard mee te zingen met een cover van Whitney Houston. Ergens in de verte hoorde ik iep drie, vier en vijf omvallen terwijl ik keihard ‘I will always love you’ blèrde. De ironie ontging me niet.

De volgende dag fietste ik via de andere kant de straat uit. Ik wilde de stompjes niet zien. Maar wat ik verder tegenkwam, maakte me ook niet vrolijk. Het was bloedheet buiten. Ik reed langs verdorde grasvelden en zag hoe jonge bomen hun bladeren aan het verliezen waren. Op mijn telefoon las ik berichten over vogels en egels die dorst hadden en over bosbranden in Europa. Het maakte me al een hele zomer neerslachtig.

Ik was niet de enige. Nederlanders maken zich steeds meer zorgen over het klimaat, blijkt uit het rapport Burgerperspectieven van het Sociaal Cultureel Planbureau. Het noemen van klimaatverandering op de vraag ‘Wat zijn de grootste problemen van Nederland?’ is gestegen. Begin 2017 noemde 7 procent het onderwerp als probleem, begin 2019 werd het door 21 procent genoemdIn een onderzoek van Motivaction eind 2018, in opdracht van stichting Natuur en Milieu, zei 51 procent van de ondervraagden zich in enige mate zorgen te maken over het klimaat.

Klimaatverandering klopt op onze deur. Maar waarom gingen de bomen in mijn straat dan zo rücksichtslos om, zonder werkelijk op zoek te gaan naar een alternatief? Als bomen niet bestonden en we hadden ze uitgevonden, dan hadden we waarschijnlijk gedacht: eureka, eindelijk een technologische oplossing om CO2 uit de atmosfeer te halen. Maar ja, aan iets natuurlijks als gezonde bomen kan je niet zoveel geld verdienen.

Door het kappen van de bomen in mijn straat realiseerde ik me twee dingen: blijkbaar was de natuur uiteindelijk altijd ondergeschikt aan onze verlangens, een houding van de mensheid die deze hele klimaatellende had veroorzaakt. En: als maatschappij zagen we nog steeds niet in hoe groot onze milieuproblemen zijn. Ik snapte dat niet. Die problemen waren al jarenlang bekend. Als achtjarige hoorde ik al via Schooltv-weekjournaal over tropische bossen die werden platgebrand en hoe desastreus dat was voor de biodiversiteit en de opwarming van de aarde. Ik vond de beelden van die afgefikte bossen zo verschrikkelijk dat ik elke avond maar een kussentje van mijn bed pakte en ging bidden tot God. ‘Wilt u alsjeblieft de grote mensen duidelijk maken dat ze beter voor de natuur en voor de dieren moeten zorgen?’ Tsja, je moet als kind wat met je machteloosheid en ik was toen nog niet op het idee gekomen om net als Greta per zeilschip naar New York te varen en daar de regeringsleiders bij de VN fel toe te spreken.

Dat was behoorlijk lang geleden. Toen ik nog hoop had dat we de problemen in de jaren die kwamen wel op gingen lossen. Maar in de zomer van 2018 waren de politieke besluiten nog steeds slap, moest ik nog steeds barbecueën met familiedag en begreep mijn omgeving nog steeds niet waarom ik zo van slag raakte van het warme weer. Ik vertelde een van mijn beste vriendinnen over mijn gemoed en zij gaf me het advies: je moet ook een beetje meer genieten van het leven, je niet zoveel zorgen maken. Kijk naar buiten, de zon schijnt. En ik dacht: ja, dat is dus precies het probleem! De zon schijnt al twee maanden fulltime!

Vroeger loste ik de confrontatie met dierenleed en milieuproblemen op via de mantra van het Postbus 51-spotje: een beter milieu begint bij jezelf. Toen de koe bij ons achter in de wei verkocht werd aan de slager, stopte ik met dieren eten. Toen ik in een hartverscheurend filmpje zag hoe een orang-oetan vocht met een bulldozer die zijn hele leefomgeving in de bossen van Indonesië platwalste, stopte ik met het eten van palmolie in pindakaas, koekjes en chips. Toen ik las dat spullen kopen nog vervuilender is dan vlees eten en vliegen, nam ik alleen maar gerecyclede dingen in huis. Ik doe bijna alles met het ov, eet biologisch, koop alleen nog maar duurzame kleding en ben inmiddels veganist. Bij elk milieuprobleem denk ik dus: hoe kan ik mijn eigen gedrag aanpassen?

Maar die bomen waren voor mij een breekpunt. Hoeveel nut heeft het dat ik al het milieuleed probeer aan te pakken, als er voor de rest zo weinig gebeurt? Mijn optimisme verdween. Bij het bestellen van onze zonnepanelen ontglipte me de gedachte: waarom doe ik dit nog? ’s Nachts droomde ik zelfs van overstromingen. Tegen mijn vriend, die na een dag werken voor ons een henneptofuburger stond klaar te maken, maar die net even iets te laconiek reageerde op een apocalyptisch stuk over klimaatverandering, schreeuwde ik: ‘vind je het dan helemaal geen probléém dat we allemaal uit dreigen te sterven?’

Het was een probleem, mijn probleem. Klimaatangst beheerste mijn leven. Het maakte me diep ongelukkig en het maakte me onaardig. Ik moest er met iemand over praten. Iemand die me niet als advies zou geven om in de zon te gaan zitten. Het werd een psycholoog.

Ik voelde me ongemakkelijk bij het eerste gesprek: ‘Ja hallo, ik ben hier want de bomen in de straat zijn gekapt.’ Was dat niet een beetje gek? Maar ze nam mijn probleem serieus. Ik vertelde haar hoe het welzijn van bomen en dieren altijd al verbonden is geweest met mijn eigen welzijn. Hun leed komt keihard bij mij binnen. Ik vertelde haar over hoe schuldig ik me voelde. Had ik wel genoeg gedaan om de iepen in mijn straat te behouden? Ik was geen handtekeningen gaan inzamelen en ik had me niet vastgebonden aan een boom en de sleutel ingeslikt. Ik wilde geen ruzie met de buren of in de buurt bekendstaan staan als bomengekkie.

Deed ik überhaupt wel genoeg? Mijn ecologische voetafdruk was nog steeds groter dan een aardbol. Mijn schoonouders wonen in Portugal en daar vloog ik naartoe. Ik douchte ook te lang en dat haatte ik aan mezelf. Ik had op mijn tegels zelfs een geplastificeerde, uitgemergelde ijsbeer opgehangen omdat ik mezelf emotioneel wilde chanteren. Maar al keek ik tijdens het douchen naar een uitgemergelde Knut, na zeven minuten keerde ik me om en bleef ik nog vijf (of tien) minuten onder die lekker warme straal staan.

Enkel dat uitspreken hielp al. Eindelijk kon ik met iemand praten bij wie ik niet op mijn woorden hoefde te passen. Ik was in andere gesprekken altijd bezig met vertalen. Gingen mensen zuchten? Nerveus bewegen? Zag ik onrust in hun gezicht? Dierenleed en klimaatverandering waren immers geen gezellige onderwerpen. Daarom gooide ik grappen in gesprekken, maakte ik mijn bevlogenheid belachelijk en ventileerde ik maar een glimp van mijn verdriet en mijn angsten. Maar doordat ik vertaalde kwam ik nooit echt tot de diepere laag van mijn emoties.

Al mijn chaotische gedachten kwamen nu als een rummikubrijtje op tafel te liggen en ik begon een patroon te zien: ik bestreed mijn machteloosheid met actie. Door streng te zijn voor mezelf, had ik controle over dat absurd grote probleem dat me van jongs af aan al uit mijn slaap hield. Die strategie werkte lang wel, maar niet meer. Het klimaatprobleem was in mijn hoofd te groot geworden om nog grip op te krijgen. Daarom was ik opeens zo angstig geworden. Of ik naar die angst toe wilde gaan en die onder woorden wilde brengen, vroeg de psycholoog. Dat deed ik. Voor het eerst sprak ik mijn grootste vrees uit: ik denk dat de wereld op heel veel plekken onleefbaar wordt. Ik huilde heel hard toen ik dat mezelf hoorde zeggen.

„Wat zou je ervan vinden om dat werkelijk te voelen? Dat het inderdaad misschien fout zou kunnen gaan?” Poeh, heel verdrietig. Maar gek genoeg waren al die moedeloze realisaties ook een opluchting. De cijfers en laffe aanpak hadden zich diep in de krochten van mijn hoofd verder ontwikkeld tot doembeelden die ik wegdrukte. Ik probeerde jarenlang een bal omlaag te duwen in het zwembad.

Het yin-yangteken ging voor mij symbool staan voor mijn innerlijke proces: al die tijd wilde ik alleen de witte kant zien, de hoop, de oplossingen, maar door die therapeutische sessies begreep ik dat ik de donkere kant ook moest gaan accepteren. Ik leerde voor het eerst met compassie te kijken naar het egoïsme en de onverschilligheid van de mensheid. En ook van mijzelf. Om Descartes te misbruiken: ik besta dus ik vervuil. Ik woon in de westerse wereld en dan is volledig duurzaam leven moeilijk. Ik heb een woning nodig, kleren, een telefoon, een computer. En ik ben mens, en dus soms hypocriet.

Klimaatangst veranderde door al die realisaties in klimaatrouw, angst werd verdriet. Het voelde zelfs als liefdesverdriet. Maar ook die realisatie gaf me handvatten – ik wist namelijk hoe ik daarmee om moest gaan. Verdriet moet je voelen, niet wegstoppen, je moet door je hartenpijn heen. Of zoals ze in het boeddhisme zeggen: elke emotie is eigenlijk maar een lichamelijke ervaring. Als ik nu schrik van nieuwsberichten over verbrande koala’s probeer ik naar mijn lijf te gaan en te voelen wat die beelden doen. Wordt mijn maag warmer? Span ik mijn kaken aan?

Al dat huiswerk is denk ik niet alleen belangrijk voor mij, iemand die volgens sommigen nogal is doorgeslagen, maar voor de hele maatschappij. Ik denk dat de massale onverschilligheid en het niet werkelijk handelen voortkomt uit de onwil klimaatangst te voelen. Die vrees dat we in ons bestaan worden bedreigd, is een nogal grote emotionele hap modder die we moeten verwerken. We zijn met zijn allen denk ik nog nooit geconfronteerd met een probleem dat zo groot en zo existentieel is, laat staan dat we hebben geleerd hoe we daar mee om moeten gaan. Tegelijkertijd voelen we ons denk ik ook nog schuldig en verdrietig en dat maakt klimaatverandering een heel giftige cocktail voor ons gemoed. Dan is het fijner om je gedachten te verzetten en te doen alsof het probleem niet werkelijk bestaat.

Misschien is het überhaupt nieuw en gek om te erkennen dat de berichten over klimaatverandering zoveel met ons doen? We praten er niet met elkaar over en de psychologische zorg in Nederland is niet op deze gevoelens ingesteld. Het Nederlands Instituut van Psychologen kent geen hulpverlener die zich hiermee bezighoudt, en heeft het ook geen behandelplannen voor klimaatangst. In Amerika zijn ze al verder. De American Psychological Association, de grootste Amerikaanse wetenschappelijke organisatie voor psychologen, erkent ‘climate anxiety’.

Volgens Jaap van der Stel, lector GGZ op de Hogeschool Leiden, onderschatten we het psychische probleem in Nederland nog. Hij publiceerde in november het boek Veerkracht bij klimaatverandering. „In paniek raken over klimaatverandering is een volstrekt normale reactie. Natuurlijk kan je somber worden als je leest dat duizenden dieren sterven in bosbranden.” Hij waakt wel voor het gebruiken van het woord klimaatdepressie. „Depressie is een psychische stoornis. Somberheid of paniekgevoelens door klimaatverandering zijn een logische reactie op een abnormale situatie. Eigenlijk dezelfde reactie bij bijvoorbeeld de dood van een geliefde, een burn-out of het niet krijgen van een baan die je zo graag wilde. Daar is wel al veel over geschreven dus die behandelmethodes kunnen we kopiëren.” Een van de belangrijkste dingen die hij aanraadt is zelfregulatie. „Met een afstand kunnen kijken naar jezelf en je gevoel erkennen. Dat kan op veel manieren. Via mindfulness, yoga, praten met mensen, naar de psycholoog.”

Bij mij gaat het erkennen van mijn gevoel met horten en stoten. Deze zomer waren mijn vriend en ik eens niet in Portugal, maar in Italië, waar we om klimaatredenen met de auto naartoe waren gereden. Op de dag van de terugreis stond ik vroeg op en keek ik uit over het glooiende landschap vol olijfbomen en paarden, toen ik even mijn mobiel pakte en het nieuws checkte. Het eerste bericht was: de poolcirkel staat in brand. Mijn maag voelde direct als het touwtje van een aangetrokken boterhamzakje.

Ik kreeg dat gevoel maar niet uit mijn lijf tijdens de autorit, het was te groot, te beangstigend. Elk keer herkauwde mijn brein die foto’s van brandende bossen. Hoeveel dieren waren er gruwelijk gedood? Hoeveel extra CO2 zat er nu in de lucht? Ik duwde de paniek weg en ging geestdodende dingen doen zoals romantische komedies kijken. Pas toen ik uren later werkelijk stilstond bij de angst in mijn lijf, snotterde ik tranen. Daarna kon ik weer doorademen.

Al besloot ik op dat moment ook dat ik voor mijn volgende reis, die naar mijn schoonouders in Portugal met de kerst, de trein ga pakken. Want acceptatie is dan wel emotioneel belangrijk, de wereld staat in de fik en heeft nog steeds heel veel actie nodig.