Hij maakte van wiskunde een cabaretonderwerp. Over twee weken gaat zijn nieuwe show Rotatie in première. Jan Beuving houdt van stevige grenzen stellen. „Het is fijn als dingen kloppen.”
Jan Beuving (35) loopt Utrecht Centraal uit richting de fotograaf. Voor het station staat een grote wereldbol. „Zie je hoe groot Afrika hier is? Op mercatorprojecties lijkt het continent veel kleiner, omdat Europa zo groot wordt afgebeeld.” Fotograaf en Beuving geven elkaar een hand. „Ga maar achter het riet staan.” Beuving doet zijn jas uit, hij heeft een ruitjesoverhemd aan. Natuurlijk. Met zijn vingers stript de cabaretier zaadjes van de rietstengels. „Het zijn korenaren volgens mij.”
Jan Beuving analyseert, associeert en beschouwt voortdurend. „Welkom in mijn hoofd. Ik sta altijd aan.” 15 november gaat zijn vierde show Rotatie in première. Een show vol met zijn handelsmerk: prachtige liedjes met strakke metrums en rijmschema’s. Vorig jaar won hij de Neerlands Hoop, de prijs voor de cabaretbelofte. Zijn vorige show Raaklijn (2016) ging over zijn favoriete onderwerp, wiskunde, dat hij negen jaar studeerde. De jury vond vooral zijn ontwikkeling opvallend: In zijn podiumprésence is hij dynamischer geworden, hij toont zijn enthousiasme, maakt goed contact met de zaal, en ook als zanger heeft hij aan kracht gewonnen.
Wie was je jaren geleden op het podium?
„Toen ik op de Koningstheateracademie in Den Bosch zat, zei een medestudent ooit: maar je moet wel je portemonnee uit je broekzak halen. Ik dacht, ja hallo, ik ben toch gewoon Jan? Telefoon uit zetten à la, maar portemonnee uit mijn broekzak? Ik dacht dat je op het toneel dezelfde persoon bent als in het echt.”
Je medestudent Patrick Nederkoorn, met wie je dit jaar een voorstelling maakte, vertelde dat hij na jouw eerste voorstelling dacht dat je uit de vorige eeuw kwam wandelen.
„Ik kom uit de vorige eeuw.”
Die eeuw daarvoor.
„Als ik mijn eerste optreden op de academie afspeel in mijn hoofd, dan zie ik daar iemand staan die een lied opvoert over ‘vitrage’ in een ruitjesoverhemd waar de vouwen nog inzitten. Als ik nu iemand zou zien die dat zo zou doen, dan zou ik ook denken, die is uit de 19de eeuw gelopen. Toen had ik geen idee wat ik deed. Nu wel.”
Wanneer kreeg je dat door?
„Ik deed jaren geleden een paar liedjes en conferences in Bellevue in Amsterdam. Er gebeurde niet zo veel. Tussendoor maakte ik spontaan de opmerking: wiskunde is eigenlijk een vijfjarige opleiding tot autist. Iedereen keihard lachen. Mensen konden opeens alles plaatsen.”
Ze moeten lachen omdat het aan iets refereert.
„Ja tuurlijk. Ik heb geleerd dat je op het podium kunt transformeren naar jezelf.”
Je noemt jezelf ook een autist.
„Dat zeg ik niet zo. Ik noem mezelf een regelfetisjist op het ziekelijke af en ik had het in mijn vorige show over autistische trekjes. Maar dat is ook een pose natuurlijk. Ik zet een wiskundige neer in een ruitjesoverhemd die constant struikelt over gedachten, zijn glas recht zet en zichzelf verbetert omdat hij het goed wil zeggen.”
Dit is exact wat er nu ook gebeurt. Je hebt me al een aantal keer verbeterd omdat ik niet precies was.
„De mensen die zo zijn, begrijp ik heel goed. Maar ik ben zelf niet zo. Alleen fragmentarisch. Er zijn bepaalde dingen in mijn leven super strak georganiseerd, maar dat zijn futiele details. Vroeger hakte ik in de boter, daarna heb ik mezelf aangeleerd om altijd een soort puntdak in mijn boter te maken. Dat doe ik nu. Mensen die bij mij een boterham komen eten en de boter zien, zeggen: wat is er met deze boter aan de hand? Ze denken vervolgens dat ik zo ben, dat is niet zo. Mijn studeerkamer is een rotzooi, ik ben echt niet altijd op tijd.”
Je liedjes getuigen van fijngevoeligheid en inlevingsvermogen. Maar het opvallende is ook dat ze net als je show meestal over anderen gaan.
„Waarom zou je het over mijn vrouw hebben, als je ook grappen over algebra kan maken?
„Maar ik ben het niet met je eens, dit is een veel persoonlijker voorstelling dan Raaklijn. Ik vertel voor mijn doen veel over mijn dochter. Al wil ik het er in dit interview niet over hebben.”
Waarom niet?
„Dat is privé.”
Waarom zit het dan wel in de show?
„Daar kan ik bepalen wat ik zeg. Het theater is een veilige vrijplaats, daar bestaat iets alleen die avond. In de krant niet.”
Dat is wel opvallend.
„Is dat zo? Ik zou ook willen pleiten voor extrospectie, al is dat geen woord. Je moet deze wereld zien, er gebeurt van alles. Een heleboel mensen belichten de negatieve kant. Ik kijk graag liefdevol naar de wereld. Ik ben van nature een beschouwer.”
Of…
„Of is dat een façade?”
Die vraag wilde ik niet stellen, maar ik hoor graag je antwoord.
„Die vraag stel ik mezelf nu. Dat beschouwen geeft je als voordeel dat je altijd daarheen kijkt en niet hier naartoe” (hij wijst naar zijn hart).
Wat gebeurt er als je wel naar binnen kijkt?
„Nogmaals, dat is niet iets voor de krant. Ik wil over sommige onderwerpen eerst goed nadenken en zelf weten waar ik sta, voordat ik daar iets over zeg.”
Ik zie ook iemand die alles heel graag wil begrijpen.
„Maar je moet wel een onderscheid maken tussen Jan op het podium en Jan in het echt.”
Een minuut nadat we elkaar hadden ontmoet, vroeg jij je iets af over een mercatorprojectie.
„Oké, je hebt gelijk. Jaren geleden kreeg ik bij Voetbal International een inlegvel voor het WK. Het vel werd gesponsord door een autofabrikant. Van alle landen die meededen kreeg je een sticker. Maar die landen waren op een rare manier geordend. Niet volgens de groepsvolgorde, ook niet alfabetisch, al leek dat in eerste instantie wel zo te zijn. Ik kon er geen logica in ontdekken. Dus ik die autofabrikant bellen. „Ik zeg, ik heb nu echt een heel rare vraag, maar waarom is dit de volgorde van de stickers? Hij natuurlijk lachen, maar nam me wel serieus. De man belde een half uur later op. Wat bleek nou? Continental was gericht op de Duitse markt en het vel was vertaald uit het Duits. Daar is zuid süd. Ivoorkust is daar natuurlijk Elfenbeinküste.”
Hoe voelde je je?
Hij spreidt zijn grote armen. Opgewonden en hard: „Heeeeeeeerlijk. Dan is de dag geslaagd. Dan is het probleem opgelost. Het is fijn als dingen kloppen en als dingen niet kloppen wil ik weten waarom ze niet kloppen.”
Later: „Kijk, er fietsen voortdurend gedachten door mijn hoofd. Ik heb dat nog gelezen of dat nog gezien. Het fijne van mijn werk is dat ik die gedachten kan vangen in een lied of conference. Dat geeft het gevoel dat je die gedachten onder controle hebt. En het is ook heel leuk om jezelf stevige grenzen op te leggen.”
Waarom is dat zo leuk?
„Omdat je dingen cadeau krijgt. Als je in een bepaald metrum of rijmschema moet schrijven, ga je zinnen maken die je anders nooit gemaakt zou hebben. In de voorstelling zit een lied waarin knuistjes op beschuit met muisjes rijmt. Dat bedenk je niet van tevoren, maar het past precies in het lied.”
Ik zie dat jij heel enthousiast wordt.
„Het is fantastisch. Ik ken mensen die elke ochtend sudoku’s oplossen. Dan begin je de dag met een succes. Dit is hetzelfde.”
Wijk je wel eens af?
„Niet met rijm. Rijm moet kloppen. Ik hoor ook wanneer een metrum niet klopt, maar daar kan ik mee leven. Kees Torn en Drs. P. hebben heel strikte liedjes, ze hebben nooit afgeweken. Ik was jaren geleden ook zo. Maar ik kreeg als commentaar dat het soms moeilijk was om mee te leven met mijn liedjes, omdat ze zo hermetisch afgetimmerd waren. Annie M.G. Schmidt en Willem Wilmink konden net op het moment dat het erom ging, alles even loslaten.”
Wat bedoel je met „het moment dat het erom ging”?
„Als de kernboodschap voorbij kwam. In Rotatie zit een lied over een hoer in een verlaten bordeel. De laatste regel heeft een lettergreep te veel, maar ik wilde per se de woorden ‘voor het eerst’ erin hebben. Dat kreeg ik niet gepast, dus hebben mijn pianist en ik het met de muziek opgelost. Ik kan nu makkelijker loslaten. Ik heb er alleen wel voor gezorgd dat er nu in elk lied een regel zit die uit de pas loopt.”